Staten van Stad en Lande van Groningen

De stad Groningen, sedert 1580 de zijde van de koning houdende, kwam bij het tractaat van reductie van 23 juli 1594 weer in de Unie van Utrecht. De Staten-Generaal behielden zich bij dit tractaat de beslissing voor in de geschillen die stad en Ommelanden sedert lang verdeelden. Volgens hun uitspraak van 17 februari 1595 en 21 februari 1597 werden Stad en Lande tot één gewest verenigd. Het college der Staten bestond uit twee leden: uit de raad van de stad en uit de jonkers, hovelingen, eigenerfden en volmachten van de drie Ommelandse kwartieren. Stad en Ommelanden hadden ieder een secretaris, syndicus geheten, die op de landdag de stem uitbracht. Behalve het college van Gedeputeerde Staten hadden de Ommelanden nog hun bijzondere Gecommitteerde Raden. De gewone landdag kwam op Sint-Pietersdag, 23 februari, op het raadhuis van de stad bijeen. 

Voor verdere toelichting zie: [Thorbecke]/Fruin/Colenbrander, 
Staatsinstellingen (ed. 1922), 254-257.