Hohenlohe, Filips van

Filips, graaf van Hohenlohe-Langeburg. Ook geschreven: Hohenlo of Hollock

17 februari 1550 – IJsselstein, 5 maart 1606

Biografie

De Hohenlohes waren nauw verbonden aan de Nassaus en de zaak van Willem van Oranje. Filips van Hohenlohe diende met zijn oudste broer Albrecht (1543-1576) reeds in Oranjes veldtocht van 1572. Broer Wolfgang (1546-1610) had begin 1567 Oranjes zuster Magdalena van Nassau gehuwd. In februari 1575 arriveerde Filips in Holland. Oranje kon hem goed gebruiken om zijn enorme werklast te verminderen en maakte hem zijn officiële militaire plaatsvervanger (luitenant-generaal) in Holland en Zeeland, een functie die hij altijd zou behouden. In 1578 trad Hohenlohe in het kielzog van Oranje ook in dienst van de Staten-Generaal. In de jaren 1580 was hij een zeer prominente Staatse aanvoerder, vooral in de noordelijke gewesten, waar hij vaak diende als veldcommandant. In 1583 kreeg hij met de heer van Villers de meeste stemmen als kandidaat voor de functie van plaatsvervangend stadhouder in Friesland. Willem Lodewijk van Nassau, die vierde was in de stemming en een neef van Oranje, kreeg echter het ambt. Na de dood van Oranje in 1584 was Hohenlohe zelfs even opperbevelhebber van het Staatse leger. De Staten van Holland vertrouwden zeer op hem en zagen hem als mentor van de jonge Maurits van Nassau, die zijn vader eind 1585 opvolgde als stadhouder in Holland en Zeeland.

De Engelse graaf van Leicester maakte als landvoogd in 1586 Hohenlohe eveneens zijn luitenant-generaal. In het conflict over de macht van de centrale regering bleef Hohenlohe loyaal aan de Staten en raakte hij in onmin met Leicester. Met brieven aan koningin Elizabeth I van Engeland probeerde Filips de schade aan zijn positie te beperken. Zij verzekerde hem steeds van haar goede affectie en tenslotte in 1589 dat ze de slechte verhalen niet geloofde. Hohenlohe onderhield in de jaren 1580 verder een vriendschappelijke relatie met koning Frederik II van Denemarken. In 1588 stuurden de Staten-Generaal hem naar dat land om de nieuwe koning Christiaan IV te feliciteren.

In 1590-1591 begon een ernstige vete met Maurits, die vreesde door Hohenlohe geheel overvleugeld te worden. De kiem voor het conflict was in 1582 gelegd toen Oranje aan Filips de hand van zijn oudste dochter Maria, waar hij reeds eerder om had verzocht, had geschonken. Het huwelijk liet vanwege financiële problemen echter op zich wachten. Na 1584 nam Maria namens haar in Spanje gegijzelde broer Filips Willem, prins van Oranje, de administratie van alle familiebezittingen op zich voor zover niet bezet door de vijand. De Staatse inname van het familiebezit Breda in 1590 zou Maria eindelijk een financiële basis kunnen verschaffen voor het huwelijk. Als haar echtgenoot zou Hohenlohe daarna het beheer van alle domeinen overnemen, hetgeen voor Maurits onacceptabel was. Toen Hohenlohe in maart 1591 in Duitsland was vocht Maurits de positie van zijn zuster aan. De Staten-Generaal gaven hem nu het beheer over de van vaderszijde overerfde goederen, inclusief Breda. Maria restte de van moederszijde overerfde bezittingen. Deze zogenaamde Burense goederen omvatten Buren, Leerdam, IJsselstein en Sint Maartensdijk met het verdronken land van Noord-Beveland. Jarenlange juridische strijd leverde voor Hohenlohe en Maria niets op. In februari 1595 vond tenslotte het huwelijk plaats zonder een adequate financiële regeling. Maurits was er gewoon bij. Willem Lodewijk en de gewesten Friesland, Overijssel en Gelre lieten uit afkeer van Hohenlohe verstek gaan.

Vanaf 1595 bestierde Hohenlohe dus de Burense domeinen. Zo werd in 1598-1600 onder zijn leiding een begin gemaakt met de drooglegging van Noord-Beveland. De relatie met Maurits bleef moeilijk; de wederzijdse jaloezie, achterdocht en wrok, die zo vaak relaties tussen edelen konden vertroebelen, duurden voort. Hohenlohe en zijn vrouw raakten steeds meer geïsoleerd doordat zij katholieken in dienst hadden en door hun voortdurende relatie met de katholieke prins van Oranje. Maurits stelde hem eenvoudigweg niet meer op de hoogte van militaire operaties. Begin 1597 bijvoorbeeld stond Filips op het punt te vertrekken naar Duitsland toen hij hoorde dat Maurits een veldleger bijeenbracht om naar Turnhout op te rukken. Spoorslags keerde hij terug en voegde zich bij het leger, waarop Maurits hem het bevel over de ruiterij gaf. In de daaropvolgende slag bij Turnhout onderscheidde Hohenlohe zich. Maurits bemoeide zich nog begin 1600 ongevraagd met het bestuur van de Burense goederen. Hohenlohe deelde de stadhouder beleefd mee dat dit beter via hem kon.

In maart 1600 bereikte de ruzie een dieptepunt. Maurits vertelde Hohenlohe ronduit dat hij hem niet erkende als luitenant-generaal van Holland en Zeeland. Een ontzette Hohenlohe richtte zich tot een verbaasde Staten van Holland die zijn commissie voor het laatst in 1590 hadden vernieuwd. Maurits verklaarde aan een Hollandse delegatie, bestaande uit Oldenbarnevelt met de Gecommitteerde Raden, dat hij Hohenlohe niet wilde en geen luitenant-generaal nodig had. Kort daarop zocht Maurits toch wat toenadering. Filips kreeg via de Staten-Generaal het verzoek om het bevel op zich te nemen over de troepenmacht die de Republiek moest verdedigen terwijl de stadhouder op veldtocht in Vlaanderen was. In 1604 openbaarde zich bij Hohenlohe een ernstige ziekte die gepaard ging met verlammingsverschijnselen. Na zijn dood is hij bijgezet bij zijn familie in Öhringen (Baden-Württemberg). Op zijn grafmonument aldaar liet Filips zich aanduiden als ‘opperbevelhebber van het leger van de Staten van de Verenigde Nederlanden’.

Historiografie

Het beeld van Filips van Hohenlohe in de geschiedschrijving is niet zelden zeer negatief: een drinkebroer en vrouwenjager met beperkte militaire capaciteiten. Toch was zijn militaire bijdrage voor de Opstand niet onbelangrijk; naast nederlagen waren er wel degelijk successen, zoals bij Lochem in 1582 en in de Bommelerwaard in 1585. Hohenlohe genoot in de jaren 1580 als krijgsman aanzien in binnen- en buitenland. Het conflict met Maurits deed dit na 1590 voor een groot deel teniet. Hohenlohes omgang met drank en vrouwen wijkt nauwelijks af van andere edellieden uit zijn tijd. Oranje zelf was ook een stevige drinker en had een buitenechtelijke zoon. Maurits is nooit getrouwd en had acht buitenechtelijke kinderen. Commentaar hierop ontbreekt doorgaans. De kritiek op Hohenlohes levenswandel en capaciteiten is mogelijk vooral geformuleerd door aanhangers van Maurits en gereformeerden die inzake drank en vrouwen andere normen en waarden koesterden dan edellieden. Everhard van Reyd, die zeer negatief is over Hohenlohe, was gereformeerd en adviseur van Willem Lodewijk van Nassau. In de werken van Jan Jansz. Orlers en Willem Baudartius komt Maurits’ bittere conflict met Hohenlohe in het geheel niet voor. De eerste kreeg van Maurits een positie in de magistraat van Leiden, de tweede was een contraremonstrants theoloog.

Het oordeel van Emanuel van Meteren, die een gespannen verhouding had met de gereformeerde kerk, lijkt meer afgewogen. Hij noemde Hohenlohe een ‘schoon wel-gemaeckt manlijck Man, stout, kloeck ende krijgh-verstandigh, maer wat te vermetel ende haestigh’, en verder ‘machtich van goede, ende daer by liberael ende aenghenaem.’ Filips’ relatie met Maria gaf aanleiding tot romantische speculaties.

Erik Swart

Archieven

Koninklijk Huisarchief, Den Haag, A 11/ VI 16.

Nationaal Archief, Den Haag, Archief van de Staten-Generaal, nr. 129, 157, 247; Nassause Domeinraad, nr. 2984-2985.

Hohenlohe Zentralarchiv, Neuenstein, La 122 (Nachlass des Grafen Wolfgang von Hohenlohe-Weikersheim), nr. 45; La 165 (Niederländische Akten), U 5, 9-15, Bü 5-9, 11; Partikulararchiv Öhringen, nr. 29/4/3, 32/1/1, 36/1/13, 36/1/14, 42/1/7.

Database correspondentie Willem van Oranje, www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/WVO

Literatuur

A.J. van der Aa, Biographisch Woordenboek der Nederlanden VIII (tweede stuk) (Haarlem, 1867) 967-973

Allgemeine Deutsche Biographie XII (Leipzig, 1880) 693-694 (P.L. Muller)

Biographie Nationale de Belgique : niet opgenomen

Nationaal Biografisch Woordenboek : niet opgenomen

Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek V (Leiden, 1921) 239-240 (P.J. Blok)

Erik Swart, Krijgsvolk. Militaire professionalisering en het ontstaan van het Staatse leger, 1568-1590 (Amsterdam 2006).

K.W. Swart, Willem van Oranje en de Nederlandse Opstand, 1572-1584 (Den Haag 1994).

J.B.V. Welten, Droogleggers aan de Oosterschelde. Bewint der Dijckagie, 1594-1610 (Amsterdam 1993) [over de drooglegging van Noord-Beveland].

Adolf Fischer, Geschichte des Hauses Hohenlohe II, 1 e helft (z.p. 1868; ongewijzigde herdruk Schwäbisch Hall 1991).

P. Scherft, Het sterfhuis van Willem van Oranje (Leiden 1966).

J.A.G.C. Trosée, ‘Vorstelijke flirtation’, Bijdragen en mededelingen van de vereniging Gelre 36 (1933) 49-65.

Anthonis Duyck, Journaal van Anthonis Duyck, advokaat-fiskaal van de Raad van State (1591-1602) . Lodewijk Mulder ed. (Den Haag en Arnhem 1862-1866).

Archives ou correspondance inédite de la Maison d’Orange-Nassau . G. Groen van Prinsterer ed., 1 e serie (Leiden 1835-1847).

Pieter Bor, Oorsprongk, begin, ende vervolgh der Nederlandsche oorlogen (4 e druk; Amsterdam 1679-1684).

Everhard van Reyd, Historie der Nederlantscher oorlogen, begin ende voortganck tot den jaere 1601 (Leeuwarden 1650).

Emanuel van Meteren, Historien der Nederlanden, en haar naburen oorlogen tot het iaar 1612 (Dordrecht 1647).

Willem Baudartius, De Nassausche oorloghen (Amsterdam 1615).

Jan Jansz. Orlers, Den Nassauschen lauren-crans (facsimile 1979; Leiden 1610).

Grundtliche Erclarung : wie es mit dem Feindtlichen Anlauff vnnd Eingriff, des Grauen von Hohenlo, in Hertzogenbosch, einer ausz den vier Haupt Steden von Brabandt, warhafftig geschaffen: Vnd was sich ein wenig daruor, in, vnd nach demselben, verlauffen vnnd zugetragen. – Gedruckt zu Cölln : bey Gerhart von Campen, in Mariengarten Gassen, M.D.LXXXV. – 8 p. ; in-4 °

Verantwoordinge van Philips Grave van Hohenloe, … teghens zekere vertooch ende Remonstrantie by zyne Excell. den Grave van Leycester, ghedaen aen den staten gen. binnen Dordrecht den 7 Sept. ll. …. – Leyden : F. van Ravelinghien, 1587. – .. p. ; in-4. Tiele 334.

Deze tekst is gebruikt in Renaat Vanheusden, ‘Graaf Filips van Hohenlohe (1550-1606)’, Het Verbond. Grensverleggend tijdschrift voor Vlaams-Nederlandse samenwerking 22, no. 2 (2010), 16-32.