Rechtspraak in Groningen

In de districten van de Groninger Ommelanden werd de rechtstoel door de bezitters der heerden bij jaarlijkse toerbeurten bekleed. Op sommige plaatsen van het Oosterkwartier (Hunsingo en Fivelgo) had de rechter in criminele zaken een overrechter als bijzitter. In het Westerkwartier heette de rechter grietman, en kwam de rechtspraak met die van Friesland overeen. Sedert de veertiende eeuw kwamen de rechters van het platteland in twee warven, Ooster- en Westerwarf, tezamen, om onder leiding van de stadsregering of van de door haar gekozen `hovetmannen’, civiele zaken in appèl, criminele bij rechtsweigering, en enkele bij eerste aanleg af te doen. Een groot deel van de bevoegdheid van de warven was allengs aan de kamer van de hovetmannen, een zuivere stadsrechtbank, overgelaten. In de stad was de rechtspraak, ondere andere namen, wezenlijk dezelfde als in de Nederlandse steden overal.

Voor verdere toelichting zie: [Thorbecke]/Fruin/Colenbrander, 
Staatsinstellingen (ed. 1922), 135-137.