Francisco de Moncada, markies van Aytona

Valencia, december 1586 – Brussel, 17 augustus 1635

Interimair landvoogd van de (Zuidelijke) Nederlanden in 1633-1634.

Biografie

Don Francisco de Moncada werd in december 1586 geboren te Valencia, als oudste zoon van don Gastón de Moncada y Gralla, tweede markies van Aytona, en doña Catalina, barones van Callosa en Taverna. Zijn vader was achtereenvolgens onderkoning van Sardinië, Spaans ambassadeur te Rome en onderkoning van Aragon. Hij behoorde tot het kringetje vertrouwelingen van de Spaanse koning, en het lag in de lijn der verwachtingen dat zijn oudste zoon don Francisco in vaders voetsporen zou treden.
Don Francisco bracht zijn jeugd goeddeels door buiten het Iberisch Schiereiland. Hij vertoefde vaak in het gezelschap van bereisde diplomaten, wetenschappers, ambtenaren en militairen. Aan deze gevarieerde contacten hield hij, naast enige vertrouwdheid met diplomatieke en militaire aangelegenheden, vooral een brede klassieke vorming over, en zijn hele leven lang zou hij een grote voorliefde blijven betonen voor literatuur en geschiedenis. Met zijn Vida de Severino Boecio (1642), Antigüedad del Santuario de Monserrate , en vooral zijn Expedición de los Catalanes y Aragoneses contra Turcos y Griegos (1623) verwierf hij ook zelf enige faam als auteur.
Na zijn huwelijk, in 1610, met doña Margarita de Castro y Cerbellón, leidde hij als graaf van Osona, want dat was de titel die de eerstgeboren zoon van de markies van Aytona droeg alvorens door erfopvolging zelf markies te worden, meer dan tien jaar een onopvallend leven in Zaragoza en Barcelona. Zijn diplomatieke loopbaan startte pas in 1622, toen de jonge Filips IV en diens eerste minister Olivares hem belastten met een kortstondige opdracht in de Nederlanden. Enkele maanden later volgde een tweede opdracht, ditmaal in het recalcitrante Catalonië, waar men weigerde de nieuwe onderkoning te erkennen. Vooral tijdens deze tweede missie toonde don Francisco zich een gewiekst onderhandelaar, en bewees hij dat hij over alle nodige talenten beschikte om ook netelige kwesties tot een goed einde te brengen.
Na afloop van zijn Catalaanse bemiddeling werd hij benoemd tot Spaans ambassadeur bij de keizer te Wenen. Dat was toen de belangrijkste en meest prestigieuze standplaats die een Spaans diplomaat kon toegewezen krijgen. Deze benoeming was dan ook het beste bewijs dat don Francisco kon rekenen op de hoogste bescherming van met name Olivares, maar het illustreerde evenzeer dat Olivares – en bijgevolg ook Filips IV – alle vertrouwen hadden in zijn capaciteiten, en dat ze wisten dat ze in hem een trouw en toegewijd dienaar zouden hebben.
Don Francisco zou vijf jaar lang Spaans ambassadeur te Wenen blijven. In die hoedanigheid kreeg hij te maken met zowat alle aangelegenheden die de Europese politiek in het derde decennium van de zeventiende eeuw beroerden. Het getouwtrek over de Nederpalts, de crisis rond Valteline, de machtsstrijd tussen de keizer en de keurvorsten, de hervatte Spaans-Staatse oorlog, de Franse bemoeienissen en de Deense inval in het Rijk, de Noord-Italiaanse kwestie …, de Spaanse ambassadeur in Wenen kreeg het allemaal op zijn bord. Net als zijn voorgangers en zijn opvolgers, zou don Francisco bijzonder veel energie stoppen in het (veelal vruchteloos) trachten te bewerkstelligen van een concrete militaire samenwerking tussen Wenen en Madrid. Aan het Madrileense hof besefte men dat zonder de hulp van de keizerlijke legers, de Republiek niet op de knieën zou kunnen worden gedwongen, maar Ferdinand II had zijn eigen zorgen in het Rijk, en hij was daarom niet geneigd Filips IV bij te springen in zijn strijd tegen de Noord-Nederlandse gewesten. Dit stemde Aytona, die ervan overtuigd was dat de macht van Habsburg in Europa enkel kon worden bestendigd indien beide takken van het Huis nauw met mekaar zouden samenwerken, erg bitter. Wenen had in het verleden steeds kunnen rekenen op Spaanse steun, maar in de omgekeerde richting was zulks niet of nauwelijks mogelijk.
Een chronische geldtekort en de afwezigheid van een competente legerleiding na het vertrek van van Spínola, hadden het Spaanse leger in de Nederlanden ondertussen gestort in een diepe malaise. Spectaculaire nederlagen konden niet uitblijven. Medio september 1629 viel ‘s-Hertogenbosch in Staatse handen. Hierdoor barstte de crisis in het Zuiden volop los. Mikpunt van het algemene ongenoegen was kardinaal Alonso de la Cueva, de waakhond van Filips IV – officieel droeg hij de titel van ambassadeur – te Brussel. De la Cueva’s positie werd onhoudbaar, en daarom besliste Madrid Aytona van Wenen  over te plaatsen naar Brussel. Vanuit zijn Weense standplaats had Aytona de ontwikkelingen in de Nederlanden en het Rijnland op de voet gevolgd. Hij was dan ook de meest geschikte figuur om in Brussel de zaken in handen te gaan nemen. In afwachting van de benoeming van een nieuwe gouverneur van den bloede, zou Aytona er naast de oude infante Isabella gaan fungeren als nieuwe sterke man.
Aytona wist door een pragmatische opstelling vrij snel de druk van de ketel te halen. Hij drong er bij de koning op aan de Zuid-Nederlandse leidende figuren voortaan te behandelen als “goede broers”, waarmee hij bedoelde dat het contraproductief was de Zuid-Nederlandse elites uit te sluiten van deelname aan het hoogste politieke beleid, zoals dit onder kardinaal de la Cueva permanent het geval was geweest. In overleg met Madrid gooide hij in dit opzicht het roer om, en benoemde hij Jacques Boonen (aartsbisschop van Mechelen), Antonius Triest (bisschop van Gent) en Pieter Roose (raadsheer-fiscaal van de Geheime Raad) tot leden van de Raad van State; deze instelling werd meteen ook deels hersteld in haar prerogatieven. Hiermee verzekerde Aytona zich van een sterkere Zuid-Nederlandse verankering van het Spaanse beleid in de Nederlanden. Bovendien werden in de loop van 1630 ook de geldzendingen uit Spanje verhoogd en werden er uit Italië troepenversterkingen aangevoerd. Dit alles samen maakte dat een klein jaar na de aankomst van Aytona in de Nederlanden, de toestand weer enigszins stabiel was. Filips IV meldde nu aan alle gezagsdragers in de Nederlanden dat zij Aytona dienden te gehoorzamen als zijnde “de eerste en de voornaamste leider naast mijn tante [Isabella]”. De markies werd belast met de algemene supervisie over het beleid, waarbij, gezien de omstandigheden, uiteraard ook militair-strategische aspecten aan de orde zouden komen.
Hoewel hij geen militair was van opleiding, groeide Aytona’s interesse voor het oorlogsbedrijf zienderogen. Samen met Isabella droeg hij de hoogste verantwoordelijkheid op bestuurlijk vlak, maar hij kon niet beslissen over de oorlogvoering, en dat leek hem een onmogelijke situatie. De militaire ontwikkelingen waren nu eenmaal determinerend voor de rest van het beleid in de Nederlanden. Dat het spoedig tot spanningen zou komen met de legerleiding, lag dan ook voor de hand. De eind 1630 tot opperbevelhebber benoemde markies van Santa Cruz bracht er in Aytona’s ogen maar niets van terecht, en toen Santa Cruz in 1632 zware verliezen moest incasseren in de Maasregio – met het verlies van Maastricht tot gevolg – en daaropvolgend met het schaamrood op de wangen de Nederlanden verliet, besliste Filips IV het opperbevel over te dragen aan Aytona. Op 20 oktober 1632 kreeg hij van de koning de titel van gobernador de las armas (wapengouverneur), waardoor hij zichzelf nu ook op het slagveld zou kunnen bewijzen. Het vooruitzicht op martiale roem woog blijkbaar zwaarder dan zijn meermaals uitgesproken wens naar Spanje te mogen terugkeren. Had hij Olivares in de zomer van 1632 nog gesmeekt hem “uit dit vagevuur te halen” – waarmee hij de Zuidelijke Nederlanden bedoelde – op het einde van dat jaar was het duidelijk zijn intentie er met vernieuwde kracht tegenaan te gaan. Tijdens de veldtocht van 1633 kon hij alvast zijn ambities waarmaken. Aytona slaagde erin het initiatief in Spaanse handen te houden, en hij wist het strategisch belangrijke Stevensweert in te nemen, waardoor hij meteen een goede uitvalsbasis had voor een eventuele herovering van Maastricht.
Overigens, zo had Olivares hem althans verzekerd, zou het geen opdracht van lange duur zijn. De jongere broer van Filips IV, kardinaal-infant don Fernando van Oostenrijk, was ondertussen immers aangewezen om als opvolger van zijn tante Isabella de Zuidelijke Nederlanden te gaan besturen. Toch zou het nog twee jaar aanslepen alvorens de kardinaal-infant in Brussel zou verschijnen. In afwachting daarvan was het Aytona die in de Nederlanden verder de zaken beredderde. Vanaf eind 1633, na het overlijden van Isabella, deed hij dat zelfs in de hoedanigheid van gouverneur-generaal ad interim.
Gedurende zijn korte ambtsperiode als interimair landvoogd, had Aytona niet alleen af te rekenen met de Staatse vijand en met een toenemende agressie uit Frankrijk. Hij moest ook het hoofd bieden aan ernstige binnenlandse moeilijkheden. In eerste instantie waren er de onderhandelingen van de Zuid-Nederlandse Staten-Generaal met de Staten-Generaal van het Noorden. Zeer tegen de zin van Aytona en Isabella in waren deze eind 1632 opgestart onder druk van o.m. de Staten van Brabant. In Madrid beschouwde men deze gesprekken niet alleen als een aantasting van de waardigheid van de kroon, maar ook als bijzonder risicovol, aangezien de Zuid-Nederlandse afgevaardigden aan de onderhandelingstafel wel eens toegevingen zouden kunnen gaan doen. Filips IV en Olivares waren daar in geen geval voor te vinden, want ze rekenden eerder op een verhoogde militaire inspanning om de balans opnieuw in het voordeel van Spanje te doen omslaan. Aytona en de ondertussen tot hoofd-voorzitter van de Geheime Raad benoemde Pieter Roose, kregen daarom de opdracht de gesprekken van Staten tot Staten met een sisser te doen aflopen. Mede door de onverzettelijke opstelling van de Republiek lukte dit. In juli 1634 werd definitief een punt gezet achter de onderhandelingen. De Zuid-Nederlandse Staten-Generaal werd ontbonden en zou in de zeventiende eeuw niet meer samenkomen.
Het tweede probleem waar Aytona mee af te rekenen had, was ontevredenheid onder een deel van de adel, met als gevolg het overlopen van legeraanvoerder graaf Hendrik van den Bergh en een handvol medestanders naar het Staatse kamp (1632), en een mislukte samenzwering van enkele vooraanstaande edelen met Frankrijk (1632-1633). Beide acties draaiden op niets uit en brachten het regime vrij weinig schade toe. De protagonisten vluchtten naar het buitenland en Aytona en Roose konden zonder al teveel problemen de effecten van deze opstandige bewegingen neutraliseren. Ze maakten bovendien van de gelegenheid gebruik om de leider van de Zuid-Nederlandse adel, de op dat ogenblik in Madrid verblijvende markies van Aarschot, te laten aanhouden op verdenking van deelname aan de samenzwering met Frankrijk. In realiteit was hij nauwelijks bij de zaak betrokken geweest, maar door zijn gevangenschap in Madrid wist de Brusselse regering zich te ontdoen van een potentiële stoorzender. Toen de kardinaal-infant in het najaar van 1634 in de Nederlanden arriveerde, was de Zuid-Nederlandse adel aldus gezuiverd van ontrouwe of eventueel minder trouwe elementen.
De intrede van de kardinaal-infant in de Nederlanden betekende het einde van de interimaire landvoogdij van Aytona. Toch keerde hij ook nu niet naar Spanje terug. Hij werd opnieuw benoemd tot gobernador de las armas en bovendien tot eerste hofmeester van de nieuwe gouverneur-generaal don Fernando. Zowel op militair als op politiek vlak zou Aytona dus de persoon zijn op wie de jonge en onervaren kardinaal-infant zich in de loop van zijn gouvernement-generaal bij uitstek zou moeten steunen.
Lang zou don Fernando niet van Aytona’s diensten kunnen genieten. Op 17 augustus 1635 bezweek de markies tengevolge van een koorts die hij enkele dagen tevoren had opgedaan in de buurt van het pas door zijn troepen veroverde fort Schenckenschans. Het was een grote tegenslag voor de kardinaal-infant, die zich daarmee beroofd zag van zijn ervaren legeraanvoerder en eerste raadsman. Aytona’s dood werd ook in Madrid erg betreurd.
Uit zijn huwelijk met Margarita de Castro y Cerbellón werden drie kinderen geboren, één zoon, Guillén Ramón, en twee dochters, Catalina en Estefanía. Na het overlijden van zijn echtgenote trad hij in 1630 bij volmacht in het huwelijk met Magdalena de Guzmán. Geruchten over buitenechtelijke activiteiten van zijn nieuwe echtgenote leidden ertoe dat Aytona begin 1633 Rome verzocht het nog niet voltrokken huwelijk te ontbinden. Isabella drong er bij paus Urbanus VIII op aan de zaak snel en discreet te regelen.
Antoon van Dyck vereeuwigde hem in twee portretten, een kniestuk en een ruiterportret. Het eerste werd gegraveerd door Lucas Vorsterman.

René Vermeir, Universiteit Gent

Literatuur

Biographie Nationale de Belgique 1 (Bruxelles, 1866) 578-590 (L.P. Gachard) (s.v. Aytona)

Nationaal Biografisch Woordenboek 16 (Brussel, 2002) 574-581 (René Vermeir) (s.v. Moncada)

In staat van oorlog : Filips IV en de Zuidelijke Nederlanden, 1629-1648 / René Vermeir. – Maastricht : Shaker Publishing, 2001. – XXIX, 341 p. : ill. ; 24 cm
Oorspr. verschenen als proefschrift Universiteit Gent 1998. – Met index, lit. opg.. ISBN 90-423-0149-X

Vermeir, R.. Spanje en de Zuidelijke Nederlanden tijdens de landvoogdij van Isabella, Aytona en de kardinaal-infant, 1629-1641. Gent (onuitgegeven doctoraatsverhandeling Universiteit Gent), 1998.

DE SCHEPPER (H.) en VERMEIR (R.). Landvoogd-gouverneur-generaal. In: AERTS (E.), BAELDE (M.) e.a. De centrale overheidsinstellingen van de Habsburgse Nederlanden (1482-1795), 1. Brussel, 1994, pp. 195-216.

GUTIERREZ (J.). Don Francisco de Moncada, el hombre y el embajador. Selección de textos inéditos. In: Boletín de la biblioteca de Menéndez Pelayo, LVI (1980), 1-4, pp. 3-72.

Colom de Boterberge, T., El escritor Francisco de Moncada, diplomático en Alemania y Flandes. Barcelona, (onuitgegeven doctoraatsverhandeling Universidad de Barcelona), 1976.

Les relations militaires des années 1634 et 1635, rédigees par Jean-Antoine Vincart, secrétaire des avis secrets de guerre aux Pays-Bas / éd. avec une introd. et des notes par Michel Huisman, Jean Dhondt et Lucienne Van Meerbeeck. – Bruxelles : Palais des Académies = Brussel : Paleis der Academiën, 1958. – 228 p. ; 22 cm. – (Publications de la Commission Royale d’Histoire. Série B, Série in octavo). Aan de kop van de titelp.: Académie Royale de Belgique, Commission Royale D’Histoire = Koninklijke Belgische Academie, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis. – Index.

Francisco de Moncada : expedición de los catalanes y aragoneses contra turcos y griegos / prólogo y notas de Samuel Gili y Gaya. – Madrid : Espasa-Calpe, c1954. – xxxix, 251 p. ; 20 cm. – (Clásicos castellanos ; 54). Includes bibliographical references.

Correspondance de la cour d’Espagne sur les affaires des Pays-Bas au XVIIe siècle / recueil commencé par Henri Lonchay et cont. par Joseph Cuvelier avec la collab. de Joseph Lefèvre. – Bruxelles : Kiessling, 1927-1937. – 5 dl. ; 30 cm. – (Publications de la Commission Royale d’Histoire de Belgique. In-quarto)
Uitg. later: Lemartin, en: Palais des Académies.

Drie brieven van Willem van Oldenbarnevelt aan Hugo de Groot, met een brief van Koning Filips IV van Spanje aan den markies d’Aytona, medegedeeld door H. C. Rogge / H.C. Rogge. – [Amsterdam] : [Müller], [1903]. – 15 p. ; .. cm. Overdr. uit: Bijdragen en mededeeelingen van het Historisch genootschap ; XXIV.

Francisco de Moncada’s Zug der sechstausend fünfhundert Catalonier und Arragonier gegen die Türken und Griechen / deutsch von R.O. Spazier. – Braunschweig : Vieweg, 1828. – XXXII, 371 S. ; .. cm

Excellentissimo Francisco de Moncada Aytonae Marchioni Regnorum Aragoniae Magno Seneschalco Philippo IV. Regi Catholico a consiliis status eiusque militiae in Belgica Gubernatori Ganda. – Antverpiae : Ex officina Plantinianâ, 1635. – 8 leaves. ; 4to
Contains four Elegiae, signed by Hosschius.
Plaatsingscode UB Leiden: THYSIA 625 : 4

Articvlen, geaccordeert tusschen den heere hertogh van Orleans […] ende den heere marquis d’Aytona […] inden name van syne catholijcke majesteyt. – [1634], [1634]. – in-4. – A2. Concluded 12-05-1634. – Knuttel 4326.
Plaatsingscode UB Leiden: THYSPF 3912

Don Francisco de Moncada, marck-grave van Aytona, groot seneschal vande coninckrycken van Arragon, vanden Rade van State onsen heeren des coninckx, stadt-houder, gouverneur, ende capiteyn generael van syne Neder-landen ende van Bourgundien &c. Allen den ghenen die dese jeghenwoordighe verklaringhe zullen zien, ofte hooren lesen, saluyt … – Tot Delph : gedruckt by Ian Andriesz. Kloetingh … Na de copye: Tot Brussel, by de weduwe Huybrecht Antoon Velpius …, 1634. – 1 bl. ; plano. Afkondiging van een amnestie (d.d. 29 april 1634), behalve voor Espinoy, Barbancon en Hennin.

Don Francisco de Moncada, marquis d’Aytona, grooten seneschael der koningrijcken van Arragon, Raedt van State de koninghs onsen Heere, lieutenant, gouverneur, ende capiteyn generael van syne Nederlandtsche Provincien ende van Bou goignen, etc. – Ende nu t’Amsterdam voor François Lieshout, 1634. – 1 bl. ; in-2. Afkondiging van een amnestie (d.d. 29 april 1634), behalve voor de prinsen van Espinoy, Barbancon en Hennin. – Nae de copye, ghedruckt tot Brussel by de weduwe van Huybrecht Antonisz Velp, [1634]. – Knuttel 4339.