Baelde, Michel

Westkerke-Oudenburg (B), 22 februari 1933 –
Blankenberge (B), 28 april 2014

Na zijn middelbare studies Grieks-Latijnse humaniora (1946-1952) en letterkundig regentaat (1952-1954) in resp. het Sint-Jozefscollege en de normaalschool van Torhout, studeerde Michel Baelde Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit te Gent, waar hij in 1958 het licentiaatsdiploma behaalde. Aansluitend werd hij aangesteld tot navorser bij het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, wat hem in de mogelijkheid stelde om een doctoraal onderzoek aan te vatten. Dat leidde in 1962 tot zijn promotie tot doctor in de Letteren en Wijsbegeerte, groep Geschiedenis, met een proefschrift over de Collaterale Raden onder Karel V en Filips II (1531-1578). Het werd bekroond door de Koninklijke Vlaamse Academie voor Letteren, Schone Kunsten en Wetenschappen van België en het werd in 1965 door de Academie in boekvorm gepubliceerd. In 1966 volgde een aanstelling tot assistent en vervolgens eerstaanwezend assistent in de Gentse faculteit Letteren en Wijsbegeerte. In 1970 werd Michel Baelde benoemd tot docent in de faculteit Rechtsgeleerdheid van dezelfde universiteit, maar hij bleef ook verbonden aan de sectie Geschiedenis van de Letteren. Tien jaar later werd hij bevorderd tot hoogleraar en in 1987 tot gewoon hoogleraar. In 1993 ging Michel Baelde om gezondheidsredenen met vervroegd emeritaat.

Zijn lesopdrachten in de opleidingen Rechten en Geschiedenis betroffen vnl. de geschiedenis van het publiekrecht en de publiekrechtelijke instellingen in het vroegmoderne Europa, maar hij legde zich in zijn onderwijs – in het verlengde van zijn onderzoek – ook toe op de politieke geschiedenis, de religiegeschiedenis en de heuristiek m.b.t. de vroegmoderne periode. Daarnaast nam hij ook meer dan twintig jaar lang de verantwoordelijkheid op zich van de opleiding in de “bijzondere methodiek van het geschiedenisonderwijs”. Vanuit die opdracht was hij nauw betrokken bij de vorming van honderden leraars Geschiedenis die in de Vlaamse middelbare scholen hebben ingestaan en instaan voor het geschiedenisonderwijs.

Het wetenschappelijk werk van Michel Baelde is omvangrijk en gevarieerd. Zijn bibliografie telt meer dan honderd titels, hij behandelde een brede waaier van onderwerpen met betrekking tot de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw. Zowel politiek-institutionele als financiële en religieuze geschiedenis komen in zijn oeuvre aan bod. Maar de naam van Michel Baelde zal toch vooral verbonden blijven met de zestiende eeuw, en dan heel in het bijzonder met de centrale instellingen in de Nederlanden in die bewogen tijd. Hoger werd reeds verwezen naar zijn proefschrift over de Collaterale Raden. Eén van de vele verdiensten van dit onderzoek is o.m. dat de auteur erin geslaagd is de continuïteit aan te tonen tussen de laat-Bourgondische centrale instellingen en de Collaterale Raden.  Het is een veel geconsulteerd en geciteerd standaardwerk geworden en het betekende een belangrijke stimulans voor het onderzoek naar uiteenlopende aspecten van de publiekrechtelijke instellingen in de Habsburgse Nederlanden.

Ook na het doctoraat zijn vooral de centrale instellingen in de zestiende eeuw de focus blijven uitmaken van Baelde’s wetenschappelijke belangstelling, hij publiceerde over het personeelsbestand van de Collaterale Raden, over de bezoldiging van de leden van deze instellingen, over de financiële politiek onder Karel V en Filips II, over de toekenning van drukkersoctrooien door de Geheime Raad, enz. Michel Baelde heeft er zijn naam als institutionalist voorgoed mee gevestigd. Hij heeft evenwel nooit de instellingen beschouwd als een geïsoleerd fenomeen. Hij kaderde alles in een bredere maatschappelijke context en benaderde de instellingen vanuit verschillende perspectieven, hij bekeek ze vanuit de positie van de onderdanen en rechtsonderhorigen, hij trachtte door te dringen in de leefwereld van de juristen en anderen die de instellingen belichaamden en vorm gaven, en hij ging na hoe belangrijk instellingen wel waren in het kader van verwerving, behoud en gebruik van macht en invloed door de vorsten. Vooral deze laatste problematiek is hem altijd blijven boeien, de uitbouw door de soeverein en zijn medestanders van de centraal geleide, bureaucratische staat vormt een van de rode draden doorheen zijn werk. Maar Michel Baelde heeft evenzeer gewezen op de limieten van die vorstelijke macht in het Ancien Régime.

Eén en ander maakte hem dus tot een uitmuntend kenner van de algemene geschiedenis van de zestiende eeuw. De bestuursinstellingen, het financiewezen, de godsdiensttroebelen, de Pacificatie van Gent …, het zijn maar enkele van de thema’s die in zijn onderzoek aan bod zijn gekomen. Men zou Michel Baelde echter onrecht aandoen indien men hem uitsluitend zou omschrijven als een seiziemist, want hij heeft ook gewerkt over de vijftiende, zeventiende en de achttiende eeuw. Te citeren zijn o.m. zijn bijdragen over het Gulden Vlies in de Bourgondische tijd, over de Hoge Raad voor de Nederlanden te Wenen, over de Jointe de Cabinet in het tweede kwart van de achttiende eeuw.

Zijn publicaties, en de brede onderzoekservaring die hij in de loop der jaren had opgedaan, waren van groot profijt voor de tientallen studenten die onder zijn leiding een licentiaatsverhandeling hebben gemaakt. Het is niet overdreven te stellen dat hij, door zijn uiteenlopende wetenschappelijke activiteiten, aan de oorsprong ligt van de Gentse onderzoekstraditie op het gebied van de vroegmoderne instellingengeschiedenis. Het leidde ook tot verschillende doctorale proefschriften, van Paul Van Peteghem (1979), Luc Dondt (1993) en René Vermeir (1998).

Op het einde van zijn loopbaan aan de universiteit, en ook nog tijdens de eerste jaren van zijn emeritaat, legde Michel Baelde zich samen met zijn collega’s Erik Aerts, Herman Coppens, Hugo De Schepper, Hugo Soly, Alfons Thijs en Karin Van Honacker toe op de verwezenlijking van een oude droom, nl. de realisatie van een naslagwerk over de geschiedenis, de organisatie en de bevoegdheden van de centrale instellingen in de Habsburgse Nederlanden, vergezeld van een overzicht voor elke instelling van de relevante bronnen en literatuur. Dit is geresulteerd in een lijvige publicatie waaraan tientallen auteurs hun medewerking hebben verleend. De studie werd in 1994 uitgegeven door het Algemeen Rijksarchief onder de titel “De centrale overheidsinstellingen van de Habsburgse Nederlanden (1482-1795)” (2 dln., 981 blz.). Een jaar later verscheen de Franstalige editie. De publicatie is snel uitgegroeid tot een onmisbaar referentiewerk voor eenieder die zich toelegt op de politieke en institutionele geschiedenis van de Habsburgse Nederlanden.

Ter gelegenheid van zijn afscheid van de Gentse universiteit in 1993, kreeg Michel Baelde van zijn vrienden en collega’s het huldealbum Beleid en bestuur in de oude Nederlanden. Liber Amicorum prof. dr. Michel Baelde aangeboden. Het omvat 35 bijdragen over uiteenlopende aspecten van de geschiedenis van de Nederlanden in de late middeleeuwen en de vroegmoderne tijd alsook de bibliografie van de gevierde tot 1993.

René Vermeir