1575


Klaaglied op de inname van Buren en Oudewater door de Spanjaarden

Uit: J. van Vloten, Nederlandsche geschiedzangen , II, 152-153.
Oorspronkelijke bron: Geuseliedtboeck

Och! my jammert met wee
De moort van Buren de steê,
tVerraet dede haer sneven;
Dat doet het Spaensch ghebroet,
Monsieur Hierges verwoet
Heeft deze moordt bedreven.

De capiteyn vant slot,
Te Bueren, ghaf ‘t ghebodt,
Dat niemandt soude schieten,
Heeft zijn verraedt volbrocht,
Was met gehelt omghecocht,
Zijn eedt deed hy te niete.

De Spangiaerts, wiltet verstaen,
Vielen die stadt dapper aen,
En met ghewelt inghenomen,
Zy sloeghent daer al doot,
Jonck, out, kleyn, ende groot,
Soo wie ‘t niet cond’ ontcomen.

Veel burghers namen de vlucht,
Opt casteel met groot gherucht,
Zy meynden ‘t casteel te houwen,
De capiteyn heeft anders ghedacht,
en zyn verraet volbracht,
Dus quamens int benouwen.

tKasteel wert opghegheven daer,
Behoudens lijf en goet eenpaer,
Verghetende eer en trouwe,
Aen den Prince ghedaen;
De verrader sal loon ontfaen,
Naer zijn werck sonder flouwen.

Een corte wijl nae dien,
Moch men beleghert sien
Oûwater, zwack van mueren,
De Spaengiaerts schoten seer,
De mueren vielen neer,
Dus quamen sy in trueren.

De borghers hebben haer gheweert,
Ten lesten man gheresisteert,
De soldaten oock midts desen;
Veel Spaengiaerts zijn vermoort;
Eer die stadt werdt verstoort,
Trouwicheyt sy bewesen.

Die Papouwen droeghen moet,
Doen zy onder den voet,
Brachten dit steedjen cleyne,
Schoonhoven oock, met pijn,
Moest tyranny onderworpen zijn,
Oock veel dorpen int ghemeyne.

Oorlof, ghy borghers al,
Voor tyranny u niet vreesen sal,
Wilt voor ‘t vaderlandt strijden,
Als Israël heeft ghedaen;
In u noot roept Godt aen,
Hy laet u niet int lijden.