Het laatste kapittel van het Gulden Vlies, gevierd in Gent, 1559

De Orde van het Gulden Vlies werd in 1430 in Brugge opgericht door de Bourgondische hertog Filips de Goede ter gelegenheid van zijn huwelijk met Isabella van Portugal. In navolging van middeleeuwse ridderordes in Frankrijk en Engeland bood de Orde van het Gulden Vlies de hoge adel de gelegenheid om publiekelijk zijn rol van trouwe vazallen van de vorst belijden. Het bredere doel was de eenheid en het christelijke fundament van de Bourgondische landen te beschermen en te bevorderen. De Orde bestaat tot op de dag van vandaag (met weliswaar een Spaanse en een Oostenrijkse tak) en is vooral befaamd omwille van de iconische ketting van het Gulden Vlies, die bestaat uit schakels van vuurstenen en vuurslagen waaraan een gouden ramsvacht is bevestigd. Het teken van het gulden vlies is een verwijzing naar de Griekse mythe van de Argonauten, maar werd in de vijftiende en zestiende eeuw ook geassocieerd met het Bijbelse verhaal van Gideon. 

De belangrijkste ceremonies waren de kapittels van het Gulden Vlies die telkens gevierd werden in één van de voornaamste steden van het Bourgondische rijk. Een kapittel bestond enerzijds uit een driedaagse religieuze ceremonie in de belangrijkste kerk van de geselecteerde stad: de eerste dag was opgedragen aan de heilige Andreas, patroonheilige van de Bourgondische dynastie, de tweede aan de overleden ridders en de derde aan de Maagd Maria. Er werd een heel strak ritueel gevolgd, waarbij de ridders elke dag een habijt in een andere kleur droegen (rood, zwart en wit). Anderzijds werden op dezelfde dagen plechtige vergaderingen gehouden tijdens de welke de vorst werd geadviseerd, het gedrag van de ridders werd beoordeeld en nieuwe ridders werden verkozen. 

Er werden 23 kapittels van het Gulden Vlies gehouden, hoofdzakelijk in de vijftiende eeuw. Tijdens de regering van Karel V, die het aantal ridders van 31 op 51 bracht, werden vier kapittels gehouden (Brussel 1516, Barcelona 1519, Doornik 1531 en Utrecht 1546), tijdens de regering van Filips II twee (Antwerpen 1556 en Gent 1559). Hoewel in de zestiende eeuw de leden naar analogie met de uitbreiding van het Bourgondisch-Habsburgse rijk een internationaler profiel hadden, namen doorgaans maar een beperkt aantal ridders, voornamelijk uit de Nederlanden, deel. De nadruk lag heel sterk op traditie, maar dat neemt niet weg dat in de zestiende eeuw de kapittels van het Gulden Vlies grandiozer werden en vergezeld werden van meer publieke festiviteiten. Ook verschoof de nadruk subtiel van een ideaal van Bourgondische ridderlijkheid naar een ideologie van Habsburgs imperialisme. Op de laatste kapittels van het Gulden Vlies stond de heerserssymboliek dan ook meer centraal. De antieke beeldtaal onderstreepte die nieuwe boodschap. 

Het kapittel van het Gulden Vlies in Gent in 1559 was het sluitstuk van een decennium van intense politieke hervormingen en dynastieke ceremonies. In 1549 had Karel V in een reeks Blijde Intredes zijn zoon Filips II in de Nederlanden geïntroduceerd als opvolger. Dit lag in het verlengde van de pas afgesloten Transactie van Augsburg (die de Bourgondische Kreits tot stand bracht) en de Pragmatieke Sanctie (die de erfopvolging in alle Bourgondische landen gelijkschakelde). In 1555 deed Karel V in het Brusselse Coudenbergpaleis troonsafstand. Op het kapittel van het Gulden Vlies in Antwerpen in 1556 vertegenwoordigde Filips zijn vader als soeverein van de Orde. In 1558 overleed Karel in Spanje, wat aanleiding gaf tot een indrukwekkende uitvaartceremonie in Brussel, bijgewoond door Filips. Filips II kondigde in die periode ook nieuwe hervormingen aan: in 1559 gaf hij het startschot voor de oprichting van de nieuwe bisdommen wat mee de aanleiding zou vormen tot de Nederlandse Opstand. Deze politieke overgangsperiode werd in de zomer van 1559 afgesloten in Gent met een bijeenkomst van de Staten-Generaal (tijdens de welke Margaretha van Parma als landvoogd werd aangeduid) en een kapittel van de Gulden Vlies. Na afloop begaf Filips II zich naar Zeeland, waar hij inscheepte voor Spanje en voorgoed de Nederlanden verliet.  

Voor het 23e kapittel werd de Gentse kapittelkerk van Sint-Baafs uitgekozen. Op die plek had Filips de Goede in 1445 reeds een kapittel gehouden en was in 1500 de doop gevierd van Karel V, van wie de Orde in 1559 ceremonieel afscheid nam. De Sint-Baafskerk was pas ook uitgekozen als één van de nieuwe kathedralen in de Nederlanden. De 51 wapenborden van de ridders van de Orde bevinden zich er tot op de dag van vandaag, samen met één groot doek dat geschilderd werd door Lucas d’Heere als onderdeel van de decoratie. Het stelt het bezoek van Sheba aan Salomon (met de gelaatstrekken van Filips II) voor. Viglius ab Aytta, voorzitter van de Geheime Raad en één van de belangrijkste raadgevers van de Habsburgse vorsten, speelde een grote rol bij de organisatie en artistieke uitwerking. Hij bekleedde immers de positie van co-adjutorvan Lucas Munich, de bejaarde proost van het Sint-Baafskapittel. In 1563 werd Viglius, ongetwijfeld als blijk van erkentelijkheid voor zijn eerdere inspanningen, aangesteld als kanselier van de Orde van het Gulden Vlies. In 1571 gaf hij na overleg met de Vliesridders aan Frans Pourbus de oude de opdracht om veertien panelen te schilderen gewijd aan Sint-Andreas. Ze werden samen met de wapenborden opgehangen en bevinden zich nog steeds in de kathedraal. 

Het thema van het laatste kapittel was territoriale eenheid en religieuze orthodoxie. Een nieuwe ordinantie gebood de ridders om niet enkel de katholieke kerk te verdedigen in hun gebieden en ketters te laten berechten, maar ook om het katholieke geloof publiekelijk en exemplarisch te belijden. Willem van Oranje en de graven Egmont en Hornes waren bij de aanwezige ridders. De publiekelijke executie in 1568 van de laatste twee edelen droeg ertoe bij dat dit het laatste kapittel in de geschiedenis van de Orde werd. In de politieke propaganda van die tijd werd sterk beklemtoond dat de hertog van Alva (nochtans zelf lid van de Orde) hun privilege om als Vliesridders door hun gelijken berecht te worden had genegeerd. In werkelijkheid wensten zowel Filips II als Alva dat de terechtstelling conform de statuten van de Orde gebeurde. De onenigheid onder de resterende ridders en de meer algemene desintegratie die de Nederlandse Opstand veroorzaakte zorgden er echter voor dat de vorst er niet toe kwam een nieuw kapittel samen te roepen. Voortaan werden de gegeerde kettingen ‘achter gesloten deuren’ uitgedeeld.​

Anne_Laure van Bruaene

29 mei 2020

Literatuur

Van Bruaene, Anne-Laure. “The last chapter of the Golden Fleece (Ghent, 1559). Burgundian ritual, church space and urban lieux de mémoire.” Dutch Crossing 43, n°1 (2019): 7-26.

Thiry, Steven. “Chivalric solidarity or royal supremacy? The symbolic revival of the Order of the Golden Fleece (1566-1598).” Dutch Crossing 43, n° 1 (2019): 27-46.​