Naaldwijk

De opbouw van een gereformeerde gemeente ten tijde van de Nederlandse Opstand

Naaldwijk is gelegen in het Westland dat door de steden ‘s-Gravenhage, Delft en Rotterdam omringd wordt. Tijdens de Reformatie vormde het Naaldwijkse dorp het centrum van een hoge heerlijkheid die sinds de 16 e eeuw in handen was van de hoogadellijke, katholieke familie van Aremberg . Het beheer werd overgelaten aan een kastelein die zich in het Huis van Honselersdijk had gevestigd. Vanaf 1545 tot aan 1573 werd dit ambt, in combinatie met het rentmeesterschap, waargenomen door Willem van Hooff.

Ondanks dat Naaldwijk gevrijwaard bleef van de Beeldenstorm van 1566, deden zich in deze periode wel de eerste tekenen van de nieuwe religie voor. Tegen het akkoord van 23-25 augustus 1566 in, waarin Margaretha van Parma met de edelen overeen was gekomen dat prediking van het nieuwe geloof beperkt bleef tot de steden en platteland waar het voor 23 augustus al voorkwam, werd de eerste hagenpreek georganiseerd. Het initiatief voor deze hagenpreek op het kerkhof van Poeldijk lag bij de leken. De welgestelde boeren Cors en Pieter Steffenszoon uit Honselersdijk en de timmerman Matthijs Jacobszoon uit Naaldwijk hadden de oud-pastoor van Poortugal, Wouter Simonszoon, verzocht om de nieuwe religie bij hen te komen prediken. Deze predikant Simonszoon zal als vaste voorganger in de daarop volgende maanden regelmatig hagenpreken hebben gehouden.

Dankzij de opschorting van de ketterplakkaten in 1566 was een ware gemeentevorming binnen de hoge heerlijkheid mogelijk. De broeders Steffenszoon bekleedden het ambt van diaken, terwijl de Naaldwijkse Jacobszoon de taak van ouderling op zich nam. Met de komst van Alva in augustus 1567 kwam het religieuze leven van de nieuwe gemeente geleidelijk in het geding. Er kwam een einde aan de regelmatige bijeenkomsten in de zomer 1567 en in het volgende jaar werd de gemeente geconfronteerd met vervolgingen. Op 4 april 1568 werd Cors Steffenszoon met goedkeuring van Margaretha van der Marck, gravin van Aremberg, gearresteerd. In totaal werden er nog zes andere gereformeerden opgepakt, waaronder de predikant Wouter Simonszoon en Pieter Steffenszoon. De laatste wist met twee anderen uit hun kerker te ontsnappen, terwijl zijn broer, de predikant en twee anderen hun daden met de dood moesten bekopen.

De vervolgingen waren een zware klap voor de gereformeerde gemeente te Naaldwijk, maar betekenden niet het einde. Ongeveer twintig leden van de gemeente wisten tijdig hun toevlucht te zoeken in Emden en Wezel. Hier bleven zij tot de situatie in Naaldwijk in het voordeel van de gereformeerde gemeente uitviel. In oktober 1571 riep Alva zijn Spaanse garnizoenen uit het Westland en andere Hollandse steden terug naar Utrecht, omdat hij in de winter geen invasie van de Watergeuzen verwachtte. De Hollandse bevolking diende haar gebied op eigen kracht te verdedigen. In het voorjaar van 1572 waren de Spanjaarden nog niet teruggekeerd, waardoor de Watergeuzen na de inname van Brielle de mogelijkheid hadden gezien om via Maassluis het Westland te bereiken. De kerken in het gebied, waaronder die van Naaldwijk, werden geplunderd. De Watergeuzen werden echter gedwongen zich terug te trekken op Brielle na de verovering van Delfshaven in de nacht van 10 op 11 april door de katholieke stadhouder Bossu. Nadat Bossu in opdracht van Alva het gewest Holland had verlaten, was het voor de Watergeuzen mogelijk om in de nacht van 6 op 7 juli de Monsterse pastoor Adriaan van Hilvarenbeek en zijn kapelaan Jacob Lacopius te ontvoeren. Deze geestelijken werden als twee van de negentien Martelaren van Gorcum vermoord. De deken en kanunniken van de Heilige Adrianuskerk te Naaldwijk besloten als reactie op de actie van de Watergeuzen de wijk te nemen naar Delft om uit de handen van de Watergeuzen te blijven.

De Watergeuzen creëerden een gunstige omgeving voor de teruggekeerde ballingen om hun religie openlijk te belijden. Matthijs Jacobszoon besloot in juli 1572 de kastelein van Honselersdijk te verzoeken de leegstaande Heilige Adrianuskerk open te stellen voor de gereformeerde eredienst. Van Hooff verwees hem naar de katholieke gravin van Aremberg die de beschermvrouwe was van de kerk. Matthijs Jacobszoon had het liefst met toestemming de kerk in bezit willen krijgen, maar deze impliciete weigering spoorde hem en Pieter Matthijszoon aan om het lot in eigen hand te nemen. Zij besloten de kerk van ‘afgoderij’ te zuiveren en binnen een maand, op 9 augustus 1572, werd de eerste openbare gereformeerde prediking gehouden in de kerk van Naaldwijk.

Het was allerminst gemakkelijk voor Matthijs Jacobszoon en Pieter Matthijszoon om de kerkelijke gemeente vorm te geven. De verzoeken die zij indienden bij de lokale overheid voor allerlei religieuze voorzieningen werden afgewezen. Pas met hulp van enkele politieke en religieuze zwaargewichten als Willem van Oranje wisten zij tegenwicht te bieden aan de lokale politiek. Deze externe druk had uiteindelijk tot gevolg dat kastelein Willem van Hooff het politieke toneel in 1573 verliet. Hij werd vervangen door de Oranjegezinde jonkheer Lodewijk van Binckhorst die de gereformeerde zaak behartigde. Bovendien was de overgang van de Naaldwijkse kanunnik Adam van Malsen en de Honsolse kapelaan Hartman Adriaenszoon Capenborch in oktober 1572 tot het nieuwe geloof van groot belang voor het zelfvertrouwen van de jonge gemeente. Dit werd door de gereformeerden als een ware overwinning ervaren.

De terugkeer van de Spaanse garnizoenen in het gebied vanaf november 1573 luidde moeilijke tijden in voor de gereformeerde gemeente. Deze Spaanse troepen onder Francisco de Valdez , die ingekwartierd werden in de Westlandse dorpen, waren bedoeld voor een eventuele inzet in het beleg van Leiden. Een groot deel van de jonge kerkgemeente besloot uit te wijken naar Delft. Tijdens de ballingschap in Delft probeerde de kerkelijke gemeente haar gemeenschap, ondanks de verstrooiing, bijeen te houden. Na het ontzet van Leiden werd het Westland, op enkele muiterijen na, bevrijd van de Spaanse vijand. In februari 1575 keerde de gereformeerde gemeente terug uit ballingschap en hervatte haar diensten.

Sinds 1583 was de hoge heerlijkheid Naaldwijk door verbeurdverklaring in handen gekomen van de Staten van Holland, maar op grond van de bepalingen van het Twaalfjarige Bestand kreeg de familie van Aremberg in 1609 haar bezittingen terug. De erfgenaam en zoon van Margaretha van der Marck, Karel van Aremberg, pleegde vele ‘nieuwicheden ende insolentiën’ die de gereformeerde gemeente in haar vrijheid beperkte. De Naaldwijkse predikant Petrus Lodewijck deed zijn beklag bij het classis Delft en Delfland, maar de laatste was niet in staat om de belangen van de Naaldwijkse kerk te verdedigen tegen de aanspraken van Karel. De oplossing kwam uit politieke hoek toen prins Frederik Hendrik een akkoord sloot met Karel van Aremberg om de hoge heerlijkheid te kopen voor een bedrag van 360.000 gulden. Vanaf dat moment werd de gereformeerde kerk niet langer door de lokale politiek gehinderd in haar geloofsuitoefening.

Frank de Hoog

Bibliografie

Bronnen

Marcus, J., Sententien en indagingen van den Hertog van Alba, uitgesproken en geslagen in zynen Bloedtraedt … Mitsgaders een aenhangsel van authentike stukken, spruitende uit deselve sententien (Amsterdam 1735).Plaatsingscode UB: 490 F 1 en 1181 F 8

Secundaire literatuur na 1850

Abels, P.H.A.M., Nieuw en ongezien. Kerk en samenleving in de classis Delft en Delfland 1572-1621 deel 2: De nieuwe samenleving (Gouda 1994). Plaatsingscode UB : DISNYM 1994: 145: 2 1257 G 2

Akker, D. van den, ‘Katholieke pastorale zorg voor het Westland in de zeventiende eeuw’, Delf. Cultuurhistorisch magazine voor Delft 4 (2010) 16-19.

Bergen, E. van, Geschiedenis van Naaldwijk. Van de vroegste tijden tot begin 20 e eeuw (Naaldwijk 1924). Plaatsingscode UB: 793 B 28

Korte omschrijving: Bergen geeft in de Geschiedenis van Naaldwijk een chronologisch overzicht van de geschiedenis van de gemeente Naaldwijk. Het werk is vooral geschikt om de grote lijn van de geschiedenis van Naaldwijk te begrijpen, maar men moet het toch met enige voorzichtigheid gebruiken. Zo ontbreken de bronnenlijst en annotaties, waardoor het onmogelijk wordt om de inhoud van het werk na te gaan.

Brouwer, A., en I. Vellekoop, Spaans benauwd: strijdende Geuzen en Spanjaarden in het Maasmondgebied 1568-1575 (Vlaardingen 1984).Plaatsingscode UB : 1296 C 16

Derez, M., e.a., Arenberg in de Lage landen. Een hoogadellijk huis in de Lage Landen . Die Arenberger: Geschichte einer europäischen Dynastie 3 (Leuven 2002). Plaatsingscode UB: 3 794 A 903, 1270 F 30

Deursen, A. Th. van, Bavianen en slijkgeuzen. Kerk en kerkvolk ten tijde van Maurits en Oldenbarnevelt (Franeker 1991). P laatsingscode UB: 64 A 1, 1273 B 6, S.GES. 36 4050

Driessen, A., ‘Honselersdijk en Naaldwijk vóór de Hervorming’, Bijdragen tot de geschiedenis van het bisdom Haarlem 25 (1900) 62-128.

Driessen, A., ‘Honselersdijk en Naaldwijk vóór de Hervorming’, Bijdragen tot de geschiedenis van het bisdom Haarlem 28 (1904) 110-117 [Aanvulling].

Duifhuizen, L.C., De hervorming in het Westland (onuitgegeven doctoraalscriptie z.pl.) (Vlaardingen 1977).

Vindplaats: Westlands Streekmuseum, Middelbroekweg 154, 2675 KL Honselersdijk.

Duke, A., Reformation and revolt in the low countries (Londen enz. 2003). Plaatsingscode UB: DISL 1990: 406.

Eldermans. H.B., Raad van Beroerten. Veroordeelden uit Rotterdam, De Lier, ‘s- Gravenzande, Naaldwijk, Vlaardingen en uit andere plaatsen en gewesten 1567-1569 (transcriptie) (‘s – Gravenhage 1989).

Goetschalkx, P.J., ‘Invoering van de hervorming te Naaldwijk, Honscholredijk en andere plaatsen rond de stad Delft’, Bijdragen tot de geschiedenis van het bisdom Haarlem 27 (1903) 321-424.

Korte omschrijving: Het werk van Goetschalkx bestaat hoofdzakelijk uit de getranscribeerde versie van de kroniek Recueil ende Corte Verclaringe van alle tgunt, dat my, Willem van Hooff, als castelleyn van den huyse ende slote tot Honsholredyck ende als rentmeester van de graefinne van Aremberge, als vrouwe van Naeldwyck, Honsholredyck etc., overgecomen, wedervaeren ende gemoeyt is geweest, op denzelven huyse, in de troubles van Hollant, van den jaeren 1572 ende 1573 , van Willem van Hooff. Van Hooff was de kastelein van Honselersdijk die de bezittingen (waaronder Naaldwijk) van de gravin van Aremberg beheerde tijdens de Reformatie in Naaldwijk. De kroniek geeft een interessant inzicht in het perspectief van Van Hooff op de gebeurtenissen rondom de Reformatie in Naaldwijk. Van Hooff wenste met deze kroniek zijn handelswijze tijdens de gebeurtenissen rechtvaardigen.

Voorafgaand aan de transcriptie geeft Goetschalkx persoonlijke informatie over de kastelein, maar het wordt niet geheel duidelijk welke bronnen Goetschalkx voor deze biografie gebruikt. Daarom is het belangrijk om hier met enige voorzichtigheid mee om te gaan.

Groeneveld, S., ‘Van vyanden und vrienden bedroevet’: de gevolgen van het beleg van Leiden voor de omgeving van de stad. 3 Oktoberlezingen (Den Haag 2001).

Groenewegen Bzn., H., ‘De pastoors en de pastoorshuizen van Naaldwijk tot aan de Reformatie’, Historisch Jaarboek Westland 4 (1991) 83-96. Plaatsingscode UB: G 1505.

Haemstede, A.C. van, Geschiedenis der martelaren, die om de getuigenis der Evangelische waarheid hun bloed gestort hebben: van Christus onzen Zaligmaker tot het jaar 1655: niet alleen in de Nederlanden, maar ook in Frankrijk, Engeland, Schotland, Spanje, Italië, Duitschland, Amerika en andere landen: benevens vele van hunne brieven en belijdenissen, den moord te Parijs en in de Voltolijn, de ongehoorde wreedheid in Ierland, den verschrikkelijken moord aan de Waldenzen in Piemont en andere vervolgingen van de geloovigen (Arnhem 1868) [Nieuwe editie]. Plaatsingscode UB: 2401 A 10.

Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, Classicale Acta 1573-1620 VII Provinciale synode Zuid-Holland. Classis Delft en Delfland 1572-1620. Bewerkt door P.H.A.M. Abels en A.Ph.F. Wouters., Rijks Geschiedkundige Publicatiën (‘s- Gravenhage 2001). Plaatsingscode UB: V 1969 93, S.GES. 34 6884.

Korte omschrijving: Dit omvangrijke werk geeft inzicht in Acta van de Delftse classis in de periode 1572-1621 die volledig getranscribeerd zijn opgenomen in het werk. Deze classicale acta geven een inkijk in de werking van het bestuurlijke middenniveau in de kerk. Deze acta worden voorafgegaan door een inleiding waarin de bewerkers aandacht besteden aan de context. Er wordt uitleg gegeven over de betekenis van zo’n classis, de ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis en tenslotte ook de gehele organisatie van de classis Delft en Defland.

Knoppert, Arn.C., ‘De Oude Kerk van Naaldwijk’, in: H.I.M. Groenewegen en P.W. Vis (red.), Naeltwick 1198-1998 (De Lier 1998) 114-123.

Meij, J.C.A. de, De watergeuzen en de Nederlanden 1568-1572 (Amsterdam enz. 1972). Plaatsingscode UB: 1246 A 24.

Morren, Th., Het huis Honselersdijk (Alphen aan de Rijn 1990). Plaatsingscode UB: 1107 A 54, DOUSA 58 3566, KUNSTG 46-N-Honselaarsdijk =1990-Mor (fol).

Korte omschrijving: Morren beschrijft in Het huis Honselersdijk de geschiedenis van het Slot te Honselersdijk vanaf het begin. Het hoofdstuk ‘Het kasteel in den Geuzentijd’ geeft inzicht in hoe dit kasteel, maar voornamelijk de kastelein Willem van Hooff, de gebeurtenissen van de Nederlandse Opstand in Honselersdijk en Naaldwijk hebben doorgemaakt. Voor dit geannoteerde hoofdstuk heeft Morren zich voornamelijk gebaseerd op de kroniek ‘Recueil ende Corte Verclaringe’ van de kastelein van Honselersdijk (zie hiervoor Goetschalkx).

Neu, P., Die Arenberger und das Arenberger Land. Von den Anfängen bis 1616 (Koblenz 1989).

Oliehoek, A., Tussen bisschop en pastoor. 600 jaar dekenaat in Delfland (Delft 1999).

Pijnacker Hordijk, A., Ter herinnering aan den 9den augustus 1922 toen het 350 jaar was geleden, dat de eerste hervormde prediking werd gehouden in het kerkgebouw te Naaldwijk 1572-1922 (Schagen 1922). Plaatsingscode UB: 1436 G 60.

Postma, C., Het hoogheemraadschap van Delfland in de middeleeuwen (1289-1589) (Hilversum 1989). Plaatsingscode UB: 3722 G 11.

Ridder, J.G. de, De kerkhistorie van het Westland. 400 jaren protestantisme in het Westland 1566-1966 (Zaltbommel 1966).

Ringeling, B., ‘De overgang van de Sint-Adrianuskerk te Naaldwijk naar de nieuwe religie in 1572’ , Holland Regionaal – Historisch tijdschrift 5 (1973) 33-41. Plaatsingscode UB : G 855.

Smit. J., Den Haag in den Geuzentijd (Den Haag 1922).Plaatsingscode UB: 1063 D 8, 604 E 29.

Valstar, V.Ph., Grepen uit Naaldwijks kerkelijk en gemeentelijk leven (‘s-Gravenhage 1957).

Korte omschrijving: Valstar geeft in zijn werk een uitgebreide en gedetailleerde beschrijving van de wordingsgeschiedenis van de hervormde gemeente van Naaldwijk na de Reformatie. Hiervoor heeft de auteur zich toegelegd op het kerkarchief en specifiek op het Kerckeboec van de Naaldwijkse gemeente dat één van de oudst bestaande kerkboeken is van de Hollandse hervormde gemeentes.

Veenman, C.G.M., en G. Beijer, ‘De ringbouwing van de Oude Kerk van Naaldwijk’, in: H.I.M. Groenewegen en P.W. Vis (red.), Naeltwick 1198-1998 (De Lier 1998) 124-135.

Vis, G.N.M. en J.J. Woltjer, ‘De predikanten in Holland in 1566’, Nederlands archief voor kerkgeschiedenis 80 (2000) 20-45. Plaatsingscode UB: V 832.

Vliet, A.P. van, ‘Lijden door Leiden. Het Westland tijdens het beleg van Leiden’, Historisch Jaarboek Westland 1 (1988) 53-74. Plaatsingscode UB: G 1505.

Vliet, A.P. van en W. Duijvestijn, ‘De kustverdediging tussen ‘s-Gravenzande en Ter Heijde (1569-1648), Historisch Jaarboek Westland 7 (1994) 54- 72. Plaatsingscode UB: G 1505.

Vloten, J.J. van, ‘Kerkelijke herinneringen uit het jaar 1566 en volg.’, in: N.C. Kist en W. Moll (red.), Kerkhistorisch Archief II (1859) 252-275. Plaatsingscode UB: 1162 D 23-26, T 4, N.H.K. 2188.

Vloten, J.J. van, ‘Eerste aanstalten tot vestiging der hervormde kerk te Naaldwijk in 1572’, in: N.C. Kist en W. Moll (red.), Kerkhistorisch archief II (1859) 129-134. Plaatsingscode UB: 1162 D 23-26, T 4, N.H.K. 2188.

Wouters, A.Ph.F., Nieuw en ongezien. Kerk en samenleving in de classis Delft en Delfland 1572-1621 deel 1: De nieuwe kerk (Gouda 1994). Plaatsingscode UB: DISNYM 1994: 145: 1, 1257 G 1.

Korte omschrijving: Vanuit het perspectief van de Gereformeerde Kerk wordt de periode 1572-1621 in de classis Delft en Delfland door Wouters en Abels in twee delen behandeld. Het eerste deel analyseert voornamelijk de opbouw en ontwikkeling van de organisatie van de kerkelijke gemeentes. Het tweede deel richt zich voornamelijk op de aspiraties van de kerkelijke gemeentes ten aanzien van de maatschappij. De auteurs hebben zich niet alleen toegelegd op de primaire en secundaire bronnen van de verschillende kerkgemeentes, maar zij baseren zich ook op de classicale acta. Hierdoor ontstijgt het werk het lokale niveau en geeft het inzicht in de wederzijdse relatie tussen de classis en de verschillende kerkelijke gemeenten.

Kaarten

Salm, Floris Jacobsz. van der, Kaartboek van het baljuwschap van Naaldwijk : kaartboek van de landerijen gelegen in de heerlijkheden Naaldwijk, Honselersdijk en het Honderdland, omstreeks 1620 door Floris Jacobsz vervaardigd (Alphen aan den Rijn 1985).