Verhouding tot het Rijk van de Zeventien Provinciën

De Nederlanden werden, samen met Franche Comté en Charolais, bij het verdrag van keizer Karel V met de Rijksstanden van 26 juni 1548 te Augsburg, als één geheel, onder de naam van Bourgondische Kreits, aan het Duitse Rijk verbonden.

Toelichting

Onder de landschappen die in de Bourgondische Kreits verenigd werden, bevinden zich Nederlandse en niet-Nederlandse. Genoemd worden de hertogdommen Lothrijk, Brabant, Limburg, Luxemburg, Gelder; – de graafschappen Vlaanderen, Artois, Bourgondië (Franche-Comté), Henegouwen, Holland, Zeeland, Namen, Zutphen en Charolais; – het markgraafschap van Antwerpen of van het Heilige Roomse Rijk; – de heerlijkheden Friesland, Utrecht, Overijssel, Groningen, Valkenburg, Daelhem, Salins, Mechelen en Maastricht. 

Van dezen lagen Franche Comté, Charolais en Salins op tamelijk grote afstand van de Nederlanden, waartoe zij niet werden gerekend. Van de overige titels was die van Lothrijk een denkbeeldige en duidde geen werkelijke provincie aan. Valkenburg en Daelhem waren in 1544 met een derde, in het verdrag van 1548 niet genoemde heerlijkheid, ‘s-Hertogenrade, als “landen van Overmaze”, administratief bij Limburg gevoegd. Maastricht werd door Brabant bezeten in gemeenschap met Luik en was geen gewest op zichzelf. In de overblijvende zeventien titels heeft Wagenaar, in navolging van Bor en Van Meteren de namen menen te herkennen van de zeventien provincies van Karels Nederlands gebied. Dat het er zeventien waren, was ieder zich bewust. De geuzenliederen spreken van dit getal (“Ras, seventien provincien, stelt u nu op den voet”). Als in 1578 de Staten-Generaal een wapen kiezen, laten zij hun klimmende leeuw zeventien pijlen omvatten, “signifiant les dix-sept provinces” (symboliserende de zeventien provincies). Het begrip provincie sloot echter de afzonderlijke instemming van beden door een eigen Statenvergadering in, en dus afzonderlijke vertegenwoordiging in de Staten-Generaal, die niets waren dan een gecombineerde vergadering der provinciale Staten. Hieraan voldoen van de door Wagenaar opgetelde zeventien het markgraafschap Antwerpen en het graafschap Zutphen niet. Antwerpen was bij Brabant ingelijfd en was een der drie grote steden die in de Staten van die provincie vertegenwoordigd waren. Zutphen was vertegenwoordigd op de Gelderse landdag. Om uit te maken welke dan de zeventien zijn, moet worden nagegaan welke gewesten een voltallige vergadering der Staten-Generaal samenstelden. Zelden waren dezen geheel voltallig, maar op de plechtige vergadering waarin Karel V de regering overdroeg aan zijn zoon, den 25ste oktober 1555, hadden zich toch zestien provincies doen vertegenwoordigen, en omdat bekend is, welke er toen beschreven waren, is ook het zeventiende bekend. De zeventien provincies zijn dan:

1. het hertogdom Brabant
2. het hertogdom Limburg, met de landen van Overmaze
3. het hertogdom Luxemburg
4. het hertogdom Gelder met Zutphen
5. het graafschap Vlaanderen
6. het graafschap Artois
7. het graafschap Henegouwen
8. het graafschap Holland
9. het graafschap Zeeland
10. het graafschap Namen
11. de steden en kasselrijen van Rijsel, Douai en Orchies
12. de stad Doornik en het Doornikse
13. de heerlijkheid Mechelen
14. de heerlijkheid Friesland
15. de heerlijkheid Utrecht
16. de heerlijkheid Overijssel met Drente
17. de heerlijkheid Groningen.

Het thuisgebleven gewest is Overijssel, waaraan Karel V het landschap Drente, als voor een afzonderlijke vertegenwoordiging te onbeduidend, voor deze gelegenheid had toegevoegd.
    Rijsel, Douai en Orchies (het zogenaamd Waals Vlaanderen) waren in 1305 door de Franse koning Filips IV de Schone aan Vlaanderen ontrukt, maar in 1369 teruggegeven, toen de Vlaamse graaf toestemde in het huwelijk van zijn enig kind met de Franse prins, Filips de Stoute. Zij waren echter niet opnieuw administratief, met het overige, Nederlandstalige, Vlaanderen verenigd, maar bleven afzonderlijk bestuurd. Doornik, een oude bisschopsstad, daarna Vlaams, was eveneens langdurig door Frankrijk aan Vlaanderen ontrukt geweest en pas door Karel V in 1521 voorgoed weer met de Nederlanden verenigd. Hij had er recht op als graaf van Vlaanderen, maar administratief bleef het evenals Waals-Vlaanderen een afzonderlijk geheel.

Voor verdere toelichting zie: [Thorbecke]/Fruin/Colenbrander, 
Staatsinstellingen (ed. 1922), 20-27.