Watergeuzen

De term Watergeuzen is een verzamelnaam voor mensen van allerlei slag die bij het horen van de komst van de hertog van Alva of zelfs nog daarna een goed heenkomen zochten op zee. De hertog nam namelijk wel een sterk leger mee, maar hij bezat geen vloot Het ging om edelen, kooplieden, burgers, militairen en matrozen, vissers en boeren die niet in handen van de hertog wilden vallen omdat ze – de een meer, de ander minder – betrokken waren geweest bij de protesten, demonstraties en gewapende conflicten die zich in de Nederlanden hadden voorgedaan aan de vooravond van wat we de Tachtigjarige Oorlog zouden gaan noemen.

Zij vluchtten de zee op omdat zij alleen daar veilig dachten te zijn voor de lange arm van Alva. Een vooropgezet plan ontbrak, het idee was in de nood der tijd geboren. Zij wilden zich in leven houden door vijandige schepen te kapen en/of te beroven en de buit te verkopen in buitenlandse havens in Engeland (Londen vooral), in het Franse La Rochelle en in de Oost-Friese havenstad Emden. Hun acties troffen echter ook schepen van landgenoten en van neutrale staten. Willem van Oranje probeerde de Watergeuzen onder controle te krijgen in de hoop deze als een reguliere oorlogsvloot te gebruiken. Daarom gaf hij aanvankelijk kaperbrieven uit, later aanstellingen ten oorlog. Dat deed hij als soeverein vorst, namelijk als prins van Oranje. Sommigen betwistten de geldigheid hiervan omdat het prinsdom als zodanig niets met het conflict in de Nederlanden te maken had.

De prins probeerde verschillende keren om edelen als hoofd van de watergeuzen aan te stellen, maar deze konden maar moeilijk hun gezag opleggen. Het lukte zelfs Lodewijk van Nassau niet, die toch een broer van Willem van Oranje was. Onder de opvarenden bevonden zich oprechte vrijheidsstrijders die het vaderland wilden bevrijden van de Spanjaarden en zich daarbij aan een militaire discipline wensten te houden. Maar er waren ook lieden die uit sensatiezucht en bloeddorstigheid dienst namen en die door hun gewelddadigheid en wreedheid de Geuzen een negatieve naam gaven van losgeslagen schurken.

Behalve het veroveren van schepen waagden zij invallen in de Nederlanden vanuit zee, de zogeheten landgangen. Daarbij lieten ze de gewone man met rust, maar rooms-katholieke priesters en monniken, evenals overheidspersonen als  vertegenwoordigers van het bewind, moesten het ontgelden. Na het verbreiden van schrik en terreur en het verwerven van buit vertrokken ze even snel als ze gekomen waren. Op 1 april 1572 wisten ze door een samenloop  van omstandigheden – de Engelse koningin wilde hen niet meer in haar havens hebben en de wind had de Geuzen in de mond van de Maas doen drijven – het Zuid-Hollandse havenstadje Den Briel in te nemen. Ook daar ontstonden de helaas gebruikelijke wantoestanden, maar nu besloten de Geuzen de stad niet weer te verlaten. Zij eisten de stad op in naam van prins Willem van Oranje. Koningsgezinde inwoners en degenen die de boel niet vertrouwden kozen het hazepad. Door de gunstige ligging van de stad op een eiland, wisten de Geuzen de tegenaanval van de stadhouder van Holland, de graaf van Bossu, af te slaan.

Nadat ook andere steden in Holland en Zeeland zich voor de prins hadden verklaard, de een vrijwillig, de ander door dwang van buitenaf, konden tal van Geuzen en andere vluchtelingen terugkeren naar hun vaderstad in het westen van het land. Een stad als Emden liep weer leeg. Het was de taak van Willem van Oranje en de hem welgezinde Staten van Holland om de vrijbuiters die de Watergeuzen waren nu met vaste hand om te turnen tot een gedisciplineerde en ook regulier betaalde oorlogsmarine. Die geschiedenis van na 1572 moet eigenlijk nog altijd geschreven worden, al zijn er in recente jaren goede aanzetten tot die geschiedenis geschreven.

Het ondergenoemde boek van De Meij uit 1572 is vooral een studie betreffende de organisatie van de Watergeuzen in de periode 1568-1572 over de Nederlanden als geheel, top down. Het betreft hier in grote lijnen de ‘nette geuzen’, de vrijheidsstrijders. Regionale studies zoals die over het Maasmondgebied en de veel recentere studie van Doedens en Houter drukt de lezer met de neus op de feiten hoe het er bij landgangen aan toe ging. Vergelijkbare studies over beide kusten van Holland – de Noordzee en de Zuiderzee – zouden nog tal van gegevens boven water kunnen brengen. Met de herdenkingen van 1572, 1573, 1574 en volgende jaren in de nabije toekomst (vanaf 2022) moet dit een uitdagend onderwerp zijn voor historici in de regio.

Anton van der Lem

Literatuur

Doedens, Anne & Jan Houter, De Watergeuzen: een vergeten geschiedenis, 1568-1575 (Zutphen, 2018)

Sicking, Louis, La naissance d’une thalassocratie. Les Pays-Bas et la mer à l’aube du Siècle d’or (Parijs, 2015)

Lem, Anton van der, ‘Den Briel: Sint-Catharinakerk; Watergeuzen veroveren Brielle, 1 april 1572’, in: Maarten Prak (red.), Plaatsen van herinnering : Nederland in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam, 2006) 24-35

Oosterhuis, Ton, Lumey, de vossestaart, admiraal van de Geuzen (Amsterdam, 1996)

Groot, Frans, `De strijd rond Alva’s bril. Papen en geuzen bij de herdenking van de inname van Den Briel, 1572-1872′, Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 110 (1995) 161-181

Brouwer, Albert, en Ingena Vellekoop, Spaans benauwd. Strijdende geuzen en Spanjaarden in het Maasmondgebied, 1568-1575 (Vlaardingen, 1984)

Meij, J.C.A. de, ‘De watergeuzen. Gangmakers van de Opstand’, Spiegel Historiael 29 (1994) 482-487

Meij, J.C.A. de, De Watergeuzen, piraten en bevrijders (Haarlem, 1980)

Meij, J.C.A. de, De Watergeuzen en de Nederlanden 1568-1572 (Amsterdam-London, 1972)

Meij, J.C.A. de, ‘De Watergeuzen in de Nederlandse geschiedschrijving’, Tijdschrift voor Geschiedenis 83 (1970) 358-377

Herwerden, P.J. van, Het verblijf van Lodewijk van Nassau in Frankrijk: Hugenoten en Geuzen, 1568-1572 (Assen, 1932)