Eberstein, Philipp Graf von

1523 – 1589

Duits edelman en militair, gouverneur en grootbaljuw van Ferrette, kolonel van tien vendels Duits voetvolk in dienst van Filips II in de Nederlanden.

Biografie

Philipp Graf von Eberstein was de oudste zoon van Wilhelm IV von Eberstein. Hij diende Filips II in de Nederlanden in de campagnes van 1556 tot 1558 aan het hoofd van een regiment Duits voetvolk. In 1562 sloeg hij dezelfde functie af omdat zijn vader was overleden en hij zijn eigen goederen, waaronder Ferrette diende te beheren en vrijwaren tegen vijandelijke bedoelingen. In september 1566 nam de landvoogdes Margaretha van Parma hem voor tien vendels in `wartgelt’ en kort daarop bleek Eberstein in dienst. Op 26 november 1566 kreeg hij, evenals de andere Duitse kolonels, een persoonlijke brief van Filips II. In februari 1567 dirigeerde de landvoogdes de compagnieën van Eberstein en Schauenburg naar Valenciennes, om de belegering van die stad door Noircarmes te versterken. Op 22 april keerde Eberstein terug naar Maastricht. Krachtens een concordaat gesloten op 31 mei 1567 hield hij de stad zowel in naam van Filips II als hertog van Brabant, als in naam van de bisschop van Luik. Vervolgens behoorde Eberstein tot degenen die met zijn troepen de komst van het leger van Alva uit Italië moest afwachten. In juni lagen lagen vier van zijn vendels in Maastricht en zes van zijn vendels in Amsterdam. In juli werden zijn troepen weer naar Doornik en Valenciennes gestuurd, om er de Waalse troepen te vervangen. Daar maakten de manschappen van Eberstein zich schuldig aan roof en afpersing. Ook in 1576 behoorden zijn soldaten tot de koninklijke troepen die plunderden, deze keer in Maastricht en Mechelen. Na dat jaar wordt zijn aanwezigheid in de Nederlanden niet meer vermeld.

Anton van der Lem

Literatuur

A.J. van der Aa, Biographisch Woordenboek der Nederlanden : niet opgenomen

Allgemeine Deutsche Biographie : niet opgenomen

Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek II (Leiden, 1912) 419 (H. Dyserinck)

Correspondance française de Marguerite d’Autriche, duchesse de Parme, avec Philippe II. J.S. Theissen, H.A. Enno van Gelder ed. (3 tom., Utrecht, 1925-1942) I, 37 (pensionnaire), 121, 183, 238, 266, 276, 287, 305, 307, 334, 341, 351, 364, 383, 390, 404, 421; II: 68, 313, 315, 322 vlg., 368, 381 vlg.; III, 46, 48, 73 vlg., 77 n., 191, 245, 260, 262 vlg., 266 (brief van Eberstein waaruit blijkt dat hij luthers is en een predikant voor zichzelf heeft, waarvan hij geen afstand wil doen), 270, 287, 305, 340 vlg., 361.

H. Dyserinck, De militaire gouverneurs van Maastricht 1567-1794, in: Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap, Publications de la Société Historique et Archéologique de Limbourg 48 (1912) 9 vlg.

Edmond Poullet ed., Correspondance du cardinal de Granvelle, 1565-1586 (12 dln., Bruxelles, 1877-1896) II, 330, 396 (concordaat), 422 (Hierges en de zijnen spraken slechts Frans), 453, 464-465; III: 248, 488; IV, 29 (opdracht van Alva om op de Rijksdag te Spiers de Bourgondische Kreits te vertegenwoordigen), 295; VI, 27 (fort et jeusne et s’enyvre tous les jours), 57, 124, 127 (in handen van de Staten van Brabant, 1576?), 143, 147, 158 (zijn Duitse troepen deelgenomen aan `Spaanse furie’ in Maastricht en Mechelen), 160, 419, 420, 438-441, 463; VII: 537 (verwijzing klopt niet).

Correspondance de Marguerite d’Autriche, duchesse de Parme, avec Philippe II. L.P. Gachard ed. (3 tom., Bruxelles, 1867-1881) I, 45 sv., 51, 77 sv., 146, 430; II: 223, 228 (in 1562 ook in dienst genomen), 275, 288, 371, 484, 535; III, 208

Louis Prosper Gachard ed., Correspondance de Philippe II sur les affaires des Pays-Bas (5 tom., Bruxelles 1848-1879) (überall zu Unrecht Otto gehiessen) II, 149, 170, 268 (gevangen gehouden door de paltsgraaf), 295, 339 (zijn manschappen slaan op de vlucht), 387, 401, 429; III, 91, 137, 217, 244-246; IV, 254, 291, 321, 332, 354, 355, 359-361, 380-382, 399-400, 404, 421-422, 439-441, 443, 522; V, 8, 10-14, 24, 74, 518, 706

Friedrich Schiller, Geschichte des Abfalls der vereinigten Niederlande von der spanischen Regierung (oorspronkelijke uitgave: Leipzig, 1788) in: Schillers Werke : Nationalausgabe XVII: Historische Schriften : erster Teil. Karl-Heinz Hahn ed. (Weimar, 1970), S. 266, 271.