De Hollandse Sefardim in Nederlands-Brazilië, 1630-1654

Hugo Vijver

Scriptie naar aanleiding van college Nederlands-Brazilië.

Beth Jacob, de eerste joodse gemeenschap in Amsterdam, werd opgericht in 1602, tijdens de Tachtigjarige Oorlog met Spanje. De gemeente was Sefardisch: afkomstig uit het Iberisch schiereiland. Joden moesten Spanje massaal ontvluchten in 1492, toen de Katholieke Koningen ‘limpieza de sangre’, oftewel ‘reinheid van bloed’, invoerden. Joden migreerden naar alle hoeken van Europa: de Levant, Antwerpen, Rouen, maar ook naar de Iberische koloniën overzee. Deze groepen joden hielden vaak contact met elkaar, en zo ontstond een groot netwerk van handelaren over de hele wereld. Dit netwerk zou later uitermate geschikt blijken voor suikerhandel met Brazilië, en later Nederlands-Brazilië.

Het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) tussen de Verenigde Provinciën of Republiek der Verenigde Nederlanden en Spanje deed het aantal Sefardische joden in Amsterdam sterk stijgen. Joden uit Antwerpen, Hamburg, Spanje en Portugal migreerden naar Amsterdam. Het aantal Sefardische joden in Amsterdam lag tegen het eind van het Bestand tussen de 1000 en 2300. Joden prefereerden Amsterdam boven andere steden door de gunstige combinatie van economische mogelijkheden (mede door de blokkade van de Antwerpse haven, 1585) en tolerantie jegens niet-calvinisten. Na afloop van het Bestand laaide de oorlog tussen de Republiek en Spanje weer op, en kwam de onderlinge handel tot stilstand. Veel joden die van deze handel afhankelijk waren, vertrokken uit Amsterdam naar onder andere Hamburg en Glückstad. Het verging de Sefardische gemeente in Amsterdam pas weer beter eind jaren dertig, begin jaren veertig. Dit had twee oorzaken: Portugal herwon zijn onafhankelijkheid van Spanje in 1640, hervatte de handel met de Republiek en opende de vredesonderhandelingen met haar.

In 1621 werd de West Indische Compagnie opgericht. De WIC was een antwoord op het Spaanse handelsembargo na afloop van het Twaalfjarig Bestand en moest de Republiek verrijken en Spanje economische schade toebrengen. De WIC zou in het Atlantische gebied opereren. Er was een minieme deelname van Amsterdamse joden bij de oprichting: 0,8 procent van het startkapitaal kwam van Sefardische joden. In 1624 werd het Braziliaanse Bahia veroverd. De WIC koos voor Brazilië omdat verondersteld werd dat het Portugese leger aldaar zwak was en de plaatselijke bevolking (vooral de joden, nieuwchristenen en indianen) Hollanders beter gezind zouden zijn dan Portugezen. Bovendien was Bahia een strategische plaats van waaruit Spaanse en Portugese schepen gekaapt konden worden. Het duurde echter niet langer dan een jaar voordat de Portugezen weer een einde maakten aan het Hollands avontuur in Brazilië. Meer succes had de WIC met de verovering van Recife in 1630. De Hollandse heerschappij zou hier tot 1654 duren.

Na aanvankelijke aarzeling door de mislukking in Bahia, trok een grote groep Amsterdamse joden naar Brazilië. Er was door de Staten-Generaal vrijheid van geweten uitgeroepen, wat inhield dat joden hun geloof konden uitoefenen, als het maar niet in het openbaar was, en dat ze niet met het calvinisme mochten spotten. Bovendien werd in 1637 Johan Maurits gouverneur, een zeer tolerante man op gebied van religie, niet alleen tegenover de joodse bevolking, maar ook tegenover de achtergebleven Portugese katholieken. Er waren twee Sefardische gemeenschappen in Nederlands-Brazilië, te weten Zur Israel (Rots van Israel, 1636) in Recife en Maguen Abraham (Schild van Abraham, 1637) in Mauricia. De synagoge van Zur Israel was de eerste in de Nieuwe Wereld, de eerste rabbi Isaac Aboab da Fonseca . De bloei van de Sefardische gemeenschap valt in de nadagen van Johan Maurits’ gouverneurschap, dat van 1637 tot 1644 liep. Zijn tolerantie werd door de joden zo op prijs gesteld, dat zij hem voor zijn vertrek een grote geldsom boden als hij zou aanblijven. Er waren echter meer redenen dan religieuze tolerantie voor de Amsterdamse Sefardim om naar Brazilië te vertrekken. Ten eerste was het economisch klimaat in Amsterdam niet optimaal en hoopte men in Nederlands-Brazilië op nieuwe kansen. Ten tweede had de Sefardim door het eeuwenlange proces van verstrooiing een wereldwijd handelsnetwerk opgebouwd bestaande uit verwanten en kennissen. Dit netwerk omsloot ook Brazilië. De suikerproductie en -handel begonnen zich in de eerste helft van de zeventiende eeuw stormachtig te ontwikkelen. Brazilië speelde hierbij een grote rol als producerend land. Dit was het al sinds 1532 geweest. Door de suikerproductie, de contacten in Brazilië en de verovering door de WIC werd het gebied zeer aantrekkelijk voor de Sefardim uit Amsterdam. De Sefardische joden zijn in de richting van de suikerhandel gedreven, omdat veel andere beroepen voor hen ontoegankelijk waren. Bovendien vonden de besturen van Amsterdam en de WIC de Sefardische joden met hun uitgebreide netwerken uitermate geschikt voor die handel en zagen zij hen daar dus graag in opereren. In Nederlands-Brazilië, waar minder beroepsbeperkingen golden, werden veel Sefardische joden makelaar, belastinginner, slaven- of suikerhandelaar. Men hoeft in het Algemeen Rijksarchief te Den Haag maar een willekeurige scheepslading voor handel tussen Holland en Brazilië uit die tijd te bekijken, of er staat wel een joodse suikerhandelaar in. Weinig joden bezaten plantages, waarschijnlijk slechts tien. De Sefardische joden die in Amsterdam en elders in Europa waren achtergebleven, vormden uitstekende handelspartners. Hierdoor, en ook door hun kennis van zowel het Portugees als het Nederlands, hadden de Sefardische joden een voorsprong op de Nederlandse en Portugese handelaren en plantagebezitters in Nederlands-Brazilië. Hoewel de Sefardische joden niet vervolgd werden om hun geloof, waren zij zeker niet geliefd. Christelijke geestelijken als Jodocus à Stetten en Antonio Vieira hielden regelmatig vurige preken tegen de joodse bevolking van Nederlands-Brazilië. Christelijke handelaren klaagden regelmatig bij het bestuur over de joodse handelaren. Er kan gesteld worden dat de bevolking van Nederlands-Brazilië veel minder tolerant was jegens de joodse bevolking dan de bestuurders, hoewel na het vertrek van Johan Maurits ook bij het bestuur die tolerantie terugliep. De grotere tolerantie van het bestuur is te verklaren door het grote belang van het joodse cq nieuwchristelijke wereldwijde handelsnetwerk. Op gebieden als de suikerhandel hadden de joodse handelaren een voortrekkende rol. Dit belang werd onderkend door zowel het bestuur van de WIC, als door de besturen van Holland en Nederlands-Brazilië.

In 1648 zet een sterke daling in van het aantal Sefardische joden in Nederlands Brazilië. Dit is te wijten aan de in 1645 begonnen opstand van Portugezen en medestanders tegen de Nederlandse bezetters. Het oorlogsgeweld had desastreuze gevolgen voor de suikercultuur; vele plantages werden vernietigd. In de drie aan de opstand voorafgaande jaren, van 1642 tot 1644, waren de suikeroogsten – waar veel joden van afhankelijk waren -, tot overmaat van ramp al voor een groot deel mislukt . Veel Portugese ‘senhores de engenho’ (plantagehouders) werden door deze malaise overgehaald aan de opstand mee te doen. De uitvoer van suiker daalde tot bijna nul. Vanaf 1645 stokte de instroom en startte de exodus van de Amsterdamse Sefardim uit Brazilië. Na de Vrede van Münster richtte de handel van de Sefardim in Amsterdam zich steeds meer op Spanje en zijn koloniën . Een andere, minder belangrijke reden voor het vertrek uit Brazilië was het aftreden van Johan Maurits. Zijn mate van tolerantie jegens niet-calvinisten keerde niet meer terug .
Toen Portugal in 1654 Noordwest Brazilië definitief op de Nederlanders heroverde, vertrokken de meeste Nederlanders. De WIC kon geen versterkingen naar Brazilië sturen door het uitbreken van de eerste Engels-Hollandse oorlog. Ook de Sefardische joden vertrokken. Dit gebeurde niet halsoverkop, de overgebleven joden kregen drie maanden tijd om hun zaken af te handelen. Tijdens deze periode handelden de Portugesen op een tolerante manier en na drie maanden konden de Sefardische joden ongehinderd vertrekken. Enkelen van hen vertrokken naar Suriname, waar later een bloeiende suikereconomie met veel joodse participatie zou ontstaan. Andere joden vertrokken naar Nieuw-Amsterdam, waar Peter Stuyvesant hen niet welwillend opwachtte en zij niet dezelfde rechten genoten als in Nederlands-Brazilië. Een ander gedeelte van de Sefardim zocht zijn heil op de Antillen. De meeste joden keerden echter terug naar Amsterdam, om later weer naar Zuid-Amerika te vertrekken.

Literatuur

Bloom, Herbert I., The economic activities of the Jews of Amsterdam in the seventeenth and eighteenth centuries (Williamsport: The Bayard Press, 1937)

Bloom, Herbert I., `A study of Brazilian Jewish history 1623-1654, based chiefly upon the findings of the late Samuel Oppenheim’, in: Publications of the American Jewish Historical Society 33 (1934) 43-76

Boxer, Charles R., The Dutch in Brazil, 1624-1654 (Oxford: Clarendon Press, 1957 )

Dantas Silva, Leonardo, `Zur Israel: A Jewish community in Dutch Brazil’, in: Paulo Herkenhoff (ed.), Brazil and the Dutch 1630-1654 (Rio de Janeiro: Sextante Artes, 1999)176-191

Van Dillen, J.G., `De economische positie en betekenis der joden in de Republiek en in de Nederlandse koloniale wereld’, in H. Brugmans en A. Frank (red.), Geschiedenis der joden in Nederland (Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, 1940) 561-616

Fuks-Mansfeld, R.G., De Sefardim in Amsterdam tot 1795. Aspecten van een joodse minderheid in een Hollandse stad (Hilversum: Uitgeverij Verloren, 1989)

Gonsalves de Mello, José Antonio, Nederlanders in Brazilië (1624-1654). De invloed van de Hollandse bezetting op het leven en de cultuur in Noord-Brazilië (Zutphen: Walburg Pers, 2001)

Israel, Jonathan I., European Jewry in the Age of Mercantilism 1550-1750 (Oxford: Clarendon Press, 1985)

Swetschinski, Daniel M., `Kinship and commerce: the foundations of Portuguese Jewish life in seventeenth-century Holland’, in: Studia Rosenthaliana 15 (1981) 52-74

Teensma, Benjamin N., `Van Marraan tot Jood: 17e- en 18e-eeuwse Amsterdamse Sephardim en hun Iberische achtergrond’, in: Jaarboek van het Genootschap Amstelodamum 80 (1988) 105-125

Wätjen, Hermann, Das holländische Kolonialreich in Brasilien (Den Haag: Martinus Nijhoff, 1921)

Wiznitzer, Arnold, Os Judeos no Brasil Colonial (São Paulo: Editôra da Universidade de São Paulo, 1966)