Een ander nieu liedeken van Leyden


(omstreeks 1575)

Een nieu Geuse Liede Boecxken 1576-77 – Een nieu Geuse Liede Boecxken/ Waerinne begrepen is den gantsche n Handel der Nederlantscher gheschiedenissen/ dees voorlede n acht Jaren tot die Peys toegedraghen/ eensdeels in Druck wtghegaen/ eensdeels nu nieu by gheuoecht. Mitsgaders sommige schoone Refereynen ten seluen Propooste dienende n hier achter by ghestelt. Nieu [!] nieulick vermeerdert ende ghecorrigeert. Pro Lege, Rege. [Antwerpen?, 1576-1577?]. Gottingen NSUB: 8 H Holl II 2551 RARA, f90v-f91v.

Inleiding

Dit lied verhaalt van een recente situatie in Leiden (Leidens ontzet, 3 oktober 1574). De stad is belegerd en er ontstaat een voedseltekort. De Leidenaren worden door de Spaanse belegeraars gemaand om het verzet op te geven, maar ze weigeren. Dat verneemt een prinsgezinde admiraal. Hij komt met zijn matrozen uit Zeeland naar Leiden en ontzet de stad. Hierbij komen wel duizend ‘papouwen’ om het leven. Er kan weer eten worden aangevoerd en de vreugde is groot. God, de admiraal (Boisot) en de matrozen worden geëerd.
De auteur van dit lied is onbekend. De wijsaanduiding is een bekende binnen het geuzenliedboek. Helaas is de bijbehorende melodie niet bekend.

Literatuur

Parker, G.: The Dutch revolt . Londen: Allen Lane, 1977.

Verantwoording Transcriptie

Toevoegingen van de tekstbezorger staan tussen vierkante haken. Afkortingen worden stilzwijgend opgelost en in cursief gezet (c.q. romein).

Transcriptie en inleiding: Martine de Bruin

Annotatie: Tineke Janzen

[f90v]
Een ander nieu liedeken van Leyden. Op de wijse van Dueren. [1]

VVie wil hooren singhen/
Van vreuchden een goet nieu liet
Al wat daer cortelinghen [2]
In October is gheschiet/
Hoort wel na het rechte bediet [3] /
Godt de heer en verlaet zijn vriende n ni[et]
Alsoomen [4] wel mocht aenschouwen/
Die stadt va n leyde n was in groot benouw[en.] [5]

Sy en hadden gheen prouande [6]
Te leyden/ tzy u vertelt/
Dat wisten die Tyrannen [7] /
Sy seyden: Tisser seer sober [8] ghestelt/
Die spaniaerden quamen met groote n gewelt
En hebben haer in de Schansen [9] gestelt/
Sy seyden/ wilt ons de stadt opgeuen/
Ghy sult behouden goet en leuen.

Die van Leyden hebben gheschreuen
Met also hooghen moet [10] /
Wy willen ons niet opgheuen/
Want ghy zijt dol en verwoet [11] /
Alom te storten tonnoosel bloet [12] /
[f91r] Wy spiegelen ons aen Haerlem soet [13] /
Die hadden haer knechten binnen/
Hoe souden wy gracy verwinnen [14] .

Den Admirael heeft dit vernomen/
Die den Prins is toeghedaen/
Hy is wt Vlissinghen ghecomen
Om Hollant trouwelick by te staen/
Te water te lande hoort mijn vermaen [15] /
Met veel Bootsgesellen [16] wilt dit verstae n [17]
Die voor den Prince wilde n leue n en sterue n Ofte Prijs ende eer te verweruen.

Sy hebben oorlof [18] ghenomen/
Godt sterckten haer op den ganck [19] /
Die Papisten [20] die mochten wel schromen [21] /
Het water hielse in grooten bedwanck [22] /
Die Bootsgesellen voeren vrij en vranck/
Den Admirael riep/ al eer yet lanck [23]
Willen wijt den Heere beuelen [24] /
Sy songhen Psalmen met luyder kelen.

Daerna schoten sy en wederschoten [25]
Voor de Schans te Soeter Meer/
Het heeft de Papouwen [26] verdroten [27] /
Al was haer hoop so veel [28] /
Sy worpe n haer packe n en sacken daer neer
Sy seyden/ wy comen daer niet meer/
De Zeeuwen die comen ons quellen/
Daer willen wy ons niet teghen stellen.

Den Admirael is ghetoghen [29]
Van daer na [30] Soeterwou/
[f91v] Hy wilden daer niet af poghen [31] /
Voor dat hy de Schans hebben sou/
Die Papouwen waren in grooten rou/
Men hoordese al huylen man ende vrou/
Sy mostent al [32] becoopen/
Met groote schande sachmense loopen.

Wel duysent Papouwe n zijnder gebleuen [33]
Gheschoten/ gheslaghen doot/
Sy mosten daer laten haer leuen/
Al was haren hoop soo groot/
Vant Lant zijn sy oock gheweken bloot [34] /
So dat onse Victaly schepe n [35] al sonder noot
Binnen Leyden zijn vrij gecomen
Daer is de blijschap vernomen.

Het was een blijde mare [36] /
Ouer al het Princen Lant/
Men luyde de Clocken die daer waren
Men schoot het geschut aen elcken cant [37]
Op hoecke n van straten Pectonne n [38] gebrant
Ter eeren der Geusen/ ter Papiste n schant/
Louende Godt bouen al verheuen/
Van [39] zijn Victorie ghepresen.

Oorlof [40] Broeders en de susters verheuen/
Laet ons Godt louen principael [41] /
Van [42] zijn Victory ghepresen/
En den Edelen Admirael
Van Vlissinge/ ter Vere/ Ziriczee te mae[l] [43]
En de Bootsgesellen in generael [44] /
Die so menich vroom feyt [45] hebbe n bedreuen/
Voor Gods woort gewaecht lijf en de leuen.


[1] Op de wijse van Dueren : geeft de melodie van het lied aan, hier: wijsaanduiding: van Dueren

[2] cortelinghen : onlangs, kort geleden

[3] na het rechte bediet : naar de juiste verklaring

[4] Alsoomen : zoals men

[5] benouwen : verdrukking

[6] prouande : mondvoorraad

[7] Tyrannen : personen die met daden van geweld en/of wreedheid macht uitoefenen op mensen die van hen afhankelijk zijn

[8] sober : schraal, karig

[9] Schansen : door hen opgeworpen versterkingen

[10] hooghen moet : grote onverschrokkenheid

[11] verwoet : bezeten

[12] Alom te storten tonnoosel bloet : helemaal om onschuldig bloed te laten vloeien

[13] Op 13 juli 1573 had Haarlem zich overgegeven , na sinds 17 december 1572 te zijn omsingeld en belegerd, omdat de belegeraar liet weten dat niemand van de verdedigers gestraft zou worden. Maar na de overgave werd het grootste deel van het garnizoen terecht gesteld samen met enkele leden van de stedelijke overheid. (zie Parker 1977, 159)

[14] gracy verwinnen : gratie krijgen

[15] vermaen : waarschuwing, mededeling (stoplap)

[16] Bootsgesellen : matrozen

[17] verstaen : begrijpen

[18] oorlof : afscheid (van hun thuisfront)

[19] ganck : tocht

[20] Papisten : hier: de Spaanse belegeraars

[21] schromen : vrezen, bang zijn

[22] Het water hielse in grooten bedwanck : (vrij vertaald) vanwege het water konden ze niets ondernemen

[23] al eer yet lanck: (strekking) voor aleer we tot actie overgaan

[24] beuelen : toevertrouwen, overlaten

[25] wederschoten : er werd teruggeschoten

[26] Papouwen : scheldnaam uit de 16e eeuw die aan paapsgezinden werd gegeven

[27] verdroten : verdreven

[28] Al was haer hoop so veel : al waren ze nog met zo velen

[29] ghetoghen : getrokken

[30] na : naar

[31] Hy wilden daer niet af poghen : Hij wilde daar niet van vandaan gaan

[32] al : allemaal

[33] Tekst: gebeuen: gesneuveld

[34] bloot : laf

[35] Victaly schepen : bevoorradingsschepen

[36] mare : bericht

[37] aen elcken cant : overal

[38] Pectonnen : tonnen met pek en lont om aan te steken, feestverlichting

[39] Van : omwille van

[40] Oorlof : Adieu

[41] principael : vooral

[42] Van : omwille van

[43] te mael : en ook

[44] in generael : in het algemeen

[45] vroom feyt : dappere daad