Algemene toestand van de rechtspraak

Sedert de vestiging der Republiek had geen doortastende hervorming, noch in de wetgeving, noch in de rechtspraak plaats. In de landrechten en ordonnanties werd niet meer gewijzigd dan bij de verandering van de toestanden onvermijdelijk was, maar aan een gemeenschappelijk wetboek voor de Unie of zelfs voor de meeste provincies werd niet gewerkt. De veranderingen in de rechterlijke macht betroffen hoofdzakelijk de overblijfsels van de vroegere politieke bevoegdheid van en recht van appèl op de provinciale hoven.

Voor verdere toelichting zie: [Thorbecke]/Fruin/Colenbrander, 
Staatsinstellingen (ed. 1922), 260-261.