Willem Lodewijk van Nassau aan Maurits, prins van Oranje


Willem Lodewijk dringt bij Maurits aan op een gematigde straf voor Oldenbarnevelt en ontraadt bloedvergieten

10 april 1619

Hooggeboren Vorst, Genadige Heer!

Ik ben zedert mijn vertrek uit den Haag niet weinig bekommert gebleven over het stuk van de gevangens, in aansieninge, dat in wat maniere ik hetzelve overlegge, ik het bevinde vol zwarigheid; daarom ik van harten wensch, dat alles wel rijpelijk overwogen worde, opdat men het kwaad niet erger en maake; die zaake meyne ik bestaat voornamentlijk daarin, dat het Land voor het eerste in ruste mag gebragt werden; ende ten anderen in zulken verzekering, als het menschelijk ende mogelijk is. Daarom dan niets nodiger is, nog bekwaamer, dan dat men die zaake te regten examineren naar de tegenswoordige Constitutie des humeuren ende des Lands; dewelke mijns oordeels zoodanig is, dat, indien men alles door uiterste riguer wil redresseren, men in vreese zal staan, van die parthije tot meerder verbittering, ja wel tot desperatie te bewegen, ende tot grooter confusien oorzaak te geven; mitsdien die gemeinte, geabuseert zijnde door weinig persoonen, veel eerder wederom te regten te brengen zullen weesen door opregte en waare informatie, het welke als nu, na volending des process, beter als te voren geschieden kan, inzonderheid wanneer zij de moderatie daarbenevens zullen kommen te zien, daar zij andersints, ende soo men met uittersten rechten kwam voort te varen, lichtelijk door persuasie zoude konnen gehouden worden, als of men door passie en al te groote verbittertheid rigoureuselijk procedeerden, ende daarom des te obstinater blijven zoude. Ik meyne, dat men op dat geheele corpus en gantze gemeynte zien moet, ende ‘t zelve kan niet geschieden als met zich wat te vougen, immers voor so veel het zich met conservatie van den Staat doen laat; van één parthij alles te contenteren, is maar half werk, waarmede het Land nimmermeer van factie zal wesen gesuivert. Te zorgen voor die verzekertheid van den Staat voor ‘t toekomende, is zeer prijsselijk, ende in groote redenen bestaande, maar om dies willen nu voor eerst zorg te draagen, dat men den Staat in ruste gebragt, ende geredresseert werde, waer mijnes erachtens die peert agter de wagen gespannen; dan die natuur leert, dat men eerst op het praesens , ende daarna op het futurum behoort te letten; voornamentlijk in de consideratie van die periculen, die men vreest voor EU. Excell. persoon, als die bij rigoureuse procedures niet cesseren, maar apparentlijk zich veel eerder verdobbelen zullen; want niet alleen die vijanden, maar die parthijen zelfs vengeance zoeken zal: daar hiertegen bij wegen van moderatie die parthijen binnen ‘s Lands veel verzachten, ende den vijand tot temperatie gedwongen zal werden. Dat men den weg van moderatie niet zekerlijk zoude kunnen ingaan, het zij bij milde incarceratie, confinatie, starcker cautie oft anderzints, en kan ik niet gelooven. Immers houde ik het bij UE. Excell. buiten pericul, wanneer men maar behoorlijke zorge dragen wil: daar is alreede so veel exempels geschied, dat vooreerst zich niemant in gelijke parquet lichtelijk en zal derven steeken, ook soo is die principaal te wijs daartoe; zijne menées zijn op een ander voet aangelegt geweest, van wijdt alles gezocht heeft bedektelijk te beleiden, daartoe nimmer noch occasie noch tijds genoeg voor zijn kan: hij was in groot credit, deed alles, en men liets doen; daar hij tegenwoordig is buiten credit ende alle maniment van affairen. UE. Excell. hebben ook te bedenken, indien wat exorbitants, dat ik verhoopen niet en wil, kwam te gebeuren, dat het bij de gantze wereld UE. Excell. alleen zoude geweeten worden. Ende dat men nu die zaaken tot extremiteiten dirigeeren zoude, alleen om eenen casum fortuitum , die veellicht niet gebeuren en zal, weesende des Advocaats eynde in apparentie naerder als UE. Excell., dunkt mij dat UE. Excell. al te veel bezwaart zoude worden, wanneer alleen in dien reguard iets exorbitants voorgenoomen wierde; behalve dat, dat die na UE. Excell. kommen, ook het haare daartoe moeten doen, ende te hoopen staat, dat God zijne zaaken dan, zo wel als nu, redden zal. Dat onze vrienden ende wijze politici eenpaarlijk raaden, die mannen van den Staat in acht te hebben, en exempel te statueren, hou ik niet vremd, deur dien zij de gelegentheid van onzen Staat niet kennen en konnen; en overzulks ons toestaat te oordeelen, wat die zelve verdragen kan: mijnes oordeels is die zaake vooral daartoe te dirigeeren, dat tot de torture niet geprocedeert, veel min eenich bloed vergoten werde; behoorde alles bewezen te werden so klaar als den dagh, om dat het geheele Landt gedeelt is in partijschap, ende diversche zaaken met apparentie van wetlijkheid van beyde sijden gesustineert connen werden, die men mettertijdt richten ende wechnemen kan. Die qualiteyten ende diensten, bij eenige der gevangens eertijds gedaan, jaa die lange en harder gevangenis behoort in consideratie te commen, het welke dan tot UE. Exc. lof strecken moet, ende door de gantsche wereldt voor een groot werck gehouden zal werden, indien deze saak zonder bloedstortinge kan werden gevonden. Al ‘t welke ik t’ mijner eygen gerusticheyt niet hebben connen voorbij gaan UE. Excell. in bedenkingen te geeven; mogende wel lijden, dat UE. Excell. deesen met alsulcken heeren, als zij goedvinden sullen, communiceren, opdat dezelve kennisse van mijn gevoelen moogen hebben, aangesien ick dog voor mijn vertreck diergelijke propoosten met den heeren van mijn Gouvernement ende den Griffier Duick hebben gehadt, anders geeve ick geerne mijne voor een beters, inzonderheid dewijl alles ongewis ende alleen staat op den eventum , daarnae dan die gantze weereldt oordeelt, niettegenstaande andere praegnante redenen geweest zijn, waarom men niet anders behoort gedaan te hebben. UE. Excell. biddende deze mijne vrijheit ten besten te neemen; ende indien het haer belieft met een woord wetens te laaten, off se dese mijne meyninge goedgevonden hebben; mij voorts mededeelende, hoe de saaken staan van Bohemen, Duytslandt ende Vrankrijk; ende wes UE. Excell. ontfangen hebben van die lichtinge ende toerustinge van de vijandt etc. etc. 10 April.

Uit: Guillaume Groen van Prinsterer, Archives ou Correspondance inédite de la maison d’Orange-Nassau , deuxième série, t. II (Utrecht, 1858), lettre CCCCLX, p. 564-567. Gepubliceerd door Groen naar de uitgave in Adriaan Kluit, Historie der Hollandsche staatsregering , die het afschreef naar een kopie van de griffier D. van Alphen.