Culemborg, Floris I van Pallandt, graaf van

Nederlands edelman, voorman van het Verbond der Edelen, medestander van Willem van Oranje

?, 1537 – Culemborg, 29 september 1598

Biografie

Wegens het vroege overlijden van zijn vader Everard van Palland en de krankzinnigheid van zijn moeder Margaretha van Lalaing, kwam de opvoeding van de jonge Floris in handen van zijn tante, Elisabeth van Pallandt, gravin van Lalaing-Hoogstraten. Zij genoot een reputatie als mecenas. Floris groeide op in Culemborg (destijds dikwijls Kuilenburg geheten) en ging voor de afronding van zijn opvoeding naar het hof in Brussel. Daar diende hij als page bij de landvoogdes, koningin Maria van Hongarije. Ook Karel V had schik in hem en op instigatie van Elisabeth van Pallandt verhief de keizer de heerlijkheid Culemborg tot een graafschap. Floris kocht vervolgens in Brussel een prestigieus stadspaleis, dat hij evenals zichzelf Culemborg noemde. Na de dood van zijn tante werd hij op 19 december 1555 ingehuldigd als graaf van Culemborg. Culemborg diende in het koninklijke leger bij Saint-Quentin en vervolgens in Picardië, waar hij tachtig lichte ruiters bekostigde en aanvoerde, onder supervisie van Emanuel-Filibert van Savoye. Na de vrede met Frankrijk steunde hij met zijn manschappen zijn leenheer in het Duitse Rijk, de bisschop van Münster. In 1562 trouwde hij te Biberich met Elisabeth van Manderscheid; mogelijk was het haar invloed waardoor hij een aanhanger van de hervorming werd.
In de Nederlanden deelde Culemborg de mening van de oppositie: hij ijverde mee voor de verwijdering van Granvelle. Toen Egmond in 1565 naar Spanje vertrok, ondertekende Culemborg met enkele gelijkgezinden een verklaring dat wanneer Egmond iets in Spanje mocht overkomen, zij dit zouden wreken op kardinaal Granvelle. Het was in Culemborgs Brusselse paleis dat de edelen samenkwamen die besloten tot het opstellen van een Eedverbond of Compromis. Hij overlegde met andere edelen, onder wie Willem van Oranje, in Breda en Hoogstraten, over het aanbieden van een Smeekschrift in naam van de hoge en lagere adel van de Nederlanden. Toen de hoge edelen zich terugtrokken, zetten de lagere edelen door. In het paleis van Culemborg kwam zij bijeen en stelden zij het Smeekschrift op. Vanuit zijn paleis trokken zij op 5 april 1566 naar het paleis op de Koudenberg om hun petitie aan te bieden. Een dag later vertrokken zij opnieuw in optocht om het antwoord van de regentes te vernemen. Op 8 april bood Brederode in het paleis van Culemborg een feestmaal aan, waar de aanhangers van het Verbond besloten om zich voortaan Geuzen te noemen. Egmond en Hornes kwamen er ook even binnen, zij het alleen om de graaf van Hoogstraten mee te nemen naar de vergadering van de Raad van State, maar zij kwamen niet weg zonder eerst een dronk op de koning en de geuzen uitgebracht te hebben.
Op 11 april verliet de graaf de hoofdstad om naar de stad Culemborg terug te keren, waar hij een verzoek van protestanten om toewijzing van een kerk nog van de hand wees. Voor overleg verkeerde hij vervolgens in Antwerpen, Sint-Truiden en Duffel. Daarna gaf hij aan een predikant toestemming om in Culemborg te preken, maar hij gelastte op 30 juli 1566 dat andersdenkenden niet mochten worden lastiggevallen. Tegelijkertijd liet hij op ordelijke wijze de beelden uit de kerken van Culemborg verwijderen, al werd er in de Sint-Barbara-kerk toch op 30 september gestormd.
In het voorjaar van 1567 vertrok hij naar zijn goederen in het Duitse Rijk, onder andere Weerd en Biberich. Op 19 januari 1567 werd hij ingedaagd door de Raad van Beroerten en drie maanden later vernam hij dat hij was veroordeeld tot verbanning en dat zijn goederen waren verbeurdverklaard. Het paleis van Culemborg in Brussel, waar de bijeenkomsten van het Eedverbond hadden plaatsgevonden, werd op last van Alva tot op de laatste steen afgebroken, waarna de aarde met zout werd bestrooid, zodat er niets meer kon groeien. Culemborg ondersteunde met geld en manschappen de invallen van graaf Willem van den Bergh en van Lodewijk van Nassau. Nadat de Opstand in Holland zich gestabiliseerd had, vestigde Culemborg zich weer in patria. Op basis van zijn Hollandse goederen had hij recht op zitting in de Staten van Holland, waarin hij vervolgens een vooraanstaande positie innam. Zo drong hij aan op de verlening van de soevereiniteit over Holland en Zeeland aan prins Willem van Oranje, die echter weigerde. Na de Pacificatie van Gent verlegde Culemborg zijn werkterrein naar deze provincie (of eigenlijk: vorstendom), om hier door zijn talenten stabiliteit re realiseren. Het kwartier van Nijmegen zag in januari 1578 in Culemborg een goede kandidaat voor het stadhouderschap, maar zelf steunde hij de kandidatuur van Jan van Nassau, die ook de nieuwe stadhouder werd. Vervolgens was hij een voorstander van het bewind van de graaf van Leicester, omdat hij van diens calvinistische en centrale politiek een gunstige invloed op het landsbestuur verwachtte. Na de mislukking van Leicester bood hij nog wel gastvrijheid aan enkele van diens partijgangers, maar hij was realist genoeg om in prins Maurits de nieuwe man te zien. Hij steunde dienst benoeming tot stadhouder van Gelderland in 1590. Gewaardeerd door zijn ondergeschikten, door staatslieden en geleerden, zou dit leven er een van enkel harmonie geweest zijn als zijn drie zusters en zijn tweede vrouw als ware schikgodinnen hem het leven niet hadden zuur gemaakt.

Anton van der Lem

Literatuur

A.J. van der Aa, Biographisch Woordenboek der Nederlanden XV (Haarlem, 1872) 42-47 (s.v. Pallant)

Allgemeine Deutsche Biographie 4 (Leipzig, 1876) 638-639 (P.L. Muller)

Biographie Nationale de Belgique XVI (Bruxelles, 1901) 499-503 (Ch. Rahlenbeck) (s.v. Pallant) (geboortejaar ten onrechte: 1547)

Nationaal Biografisch Woordenboek : niet opgenomen

Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek V (Leiden, 1921) 423-427 (S.P. Haak)

De protestantse graaf voerde hosties aan zijn papegaai : de Beeldenstorm in de Nederlanden / door Henk van Nierop. In: Historisch nieuwsblad : tweemaandelijks magazine over geschiedenis en het historisch bedrijf, ISSN 0927-2690: vol. 14 (2005), afl. 2 (mrt.), pag. 10-16. Met lit.opg.

La colonne de Culembourg à Bruxelles / [H. Schuermans]. – [Liège : s.n.], [1869]. – 91 p. : ill. ; 23 cm. Overdr. uit: Bulletin des commissions royales d’art et d’archéologie.

Floris I. en II. van Pallant, graven van Culemborg / door G.D.J. Schotel. – Te Arnhem : bij Is. An. Nijhoff, 1846. – [8], VI, 254, 85 p. : portr. ; 22 cm

Historie van het verbond en de smeekschriften der Nederlandsche edelen, ter verkrijginge van vrijheid in den godsdienst en burgerstaat, in de jaaren 1565-1567. : Uit veele oorspronglijke gedenkstukken saamgesteld / door Jona Willem te Water … – Te Middelburg : By Pieter Gillissen, 1776-1796. – 4 dl. : ill. ; in-8.

Nieuwe tijdinghe van die van Culenborch. Item die supplicatie van die adelen Raet, ende vander borgheren van Culenborch. – [S.l.] : [s.n.], 1566. – in-8
Plaatsingscode UB Amsterdam (Oude Turfmarkt): OK 62-6082
[is dit het stuk waarover Rahlenbeck het heeft?]