Jacobsz, Jacob

?, ? – Kouwensteinse dijk, 26 mei 1585

Jacob Jacobsz wordt vermeld als kapitein ter zee in Zeeland op 8 oktober 1577. In oktober 1583 werd hij benoemd tot vice-admiraal. Gedurende de belegering van Antwerpen was hij binnen de stad de admiraal van de vloot die verschillende uitvalspogingen deed. De voornaamste actie betrof de strijd om de Kouwensteinse dijk . Het doorsteken hiervan zou de inundaties rondom Antwerpen aanzienlijk hebben vergroot en de redding van de stad hebben kunnen betekenen. Op zondag 26 mei 1585 vielen de opstandelingen van twee kanten de dijk aan: vanuit Antwerpen onder leiding van Jacob Jacobsz en vanuit Zeeland onder Filips van Hohenlohe . De gevechten behoorden tot de hevigsten die tot dan toe tijdens de Opstand waren gevoerd en waarbij de aanvallers na een dag van bittere strijd het onderspit delfden. Ook Jacob Jacobsz betaalde die dag de strijd met zijn leven.

Anton van der Lem

Literatuur

Jacobsz ontbreekt in de Belgische en Nederlandse biografische woordenboeken.

Het admiralenboek : de vlagofficieren van de Nederlandse marine, 1382-1991 / Luc Eekhout. – Amsterdam : De Bataafsche Leeuw, 1992. – 192 p. : ill. ; 29 cm. – (Bijdragen tot de Nederlandse marinegeschiedenis ; 6). Met lit. opg., reg. – Met samenvatting in het Engels. ISBN 90-6707-289-3 geb., pag. 75. Hierin zonder het juiste overlijdensjaar.

Alexandre Farnèse, prince de Parme, gouverneur général des Pays-Bas, (1545-1592) / Léon van der Essen ; avec une préf. par Henri Pirenne. – Bruxelles : Librairie nationale d’art et d’histoire, 1933-1937. – 5 dl. : ill. ; 29 cm. – (Bibliothèque du 16ième siècle)T. 1: 1545-1578. – 1933. T. 2: 1578-1582. – 1934. T. 3: 1582-1584. – 1934. T. 4: Le siège d’Anvers. 1584-1585. – 1935. T. 5: 1585-1592. Avec une étude inconographique par Francis Kelly. – Deel IV: 57, 63, 75, 85 (sneuvelen).

Friedrich Schiller, Geschichte des Abfalls der vereinigten Niederlande von der spanischen Regierung (oorspronkelijke uitgave: Leipzig, 1788) in: Schillers Werke : Nationalausgabe XVII: Historische Schriften : erster Teil. Karl-Heinz Hahn ed. (Weimar, 1970), S. 339,8-9