De Eerste Statenvergadering
Op 19 juli 1572 verzamelden zich in Dordrecht vertegenwoordigers van de Hollandse steden Dordrecht, Haarlem, Leiden, Gouda, Gorinchem, Alkmaar, Oudewater, Hoorn, Edam en Monnickendam, en enkele edellieden voor een bijzonder overleg, dat bekend staat als de ‘Eerste Statenvergadering’, soms ook wel ‘Eerste Vrije statenvergadering’ genoemd. In de weken daarvoor hadden deze steden zich aangesloten bij de opstand die de watergeuzen op 1 April in Den Briel hadden ontketend. De geuzen hadden dat gedaan, ‘in naam van Oranje’. Net als de geuzen en Oranje zelf trotseerden nu ook de steden nu het wettig gezag, te weten het gezag van de hertog van Alva, die door koning Filips II was aangesteld als gouverneur-generaal van de Nederlanden, en dat van hun stadhouder, de graaf van Boussu.
De Dordtse vergadering nam in de dagen daarop een aantal revolutionaire en invloedrijke besluiten. In de eerste plaats besloten de aanwezigen daar om Prins Willem van Oranje te erkennen als Stadhouder van Holland. De prins had die functie in 1567 eigenlijk opgegeven. Nu deed men alsof dat nooit was gebeurd. Bovendien verklaarde de vergadering dat de Prins als ‘voornaamste’ lid van de Staten-Generaal het recht en de plicht had om ‘Nederland’ te behoeden tegen de onderdrukking door vreemdelingen. Zolang de Koning zelf in Spanje zat, had Oranje daarom de taak om, als ‘beschermer en hooft’ van het land op te treden. De vergadering ondersteunde daarmee de claim dat de Prins de eigenlijke plaatsvervanger van de koning was.
In ruil voor dit gebaar, en voor een enorm bedrag aan financiële steun, bleek de Prins van Oranje van zijn kant bereid om het vergaderende gezelschap te erkennen als een legitieme Statenvergadering. Dat was geen overbodige luxe, want de status van de vergadering was meer dan twijfelachtig. De Hollandse adel en de steden vergaderden normaal gesproken alleen op verzoek van de landsregering, in dit geval dus Alva of stadhouder Boussu. Ditmaal waren ze op eigen gezag bij elkaar gekomen. De vertegenwoordigers van Amsterdam, Delft en Rotterdam, die normaliter bij de Statenvergadering aanschoven waren bovendien afwezig, terwijl er weer wel allerlei lieden aan tafel zaten die daar normaal gesproken niets te zoeken hadden.
Achtergrond
De Dordtse revolutie was geregisseerd door Willem van Oranje en zijn adviseurs. Het spel rond erkenning van zijn eigen positie, en die van de Staten verliep geheel volgens een draaiboek dat de Prins had meegegeven aan zijn vertegenwoordiger in Dordt, Marnix van Sint Aldegonde. Waar was dit voor nodig? In juli 1572 had de Prins twee redenen om zo’n bijeenkomst te willen. De eerste was dat hij in acute geldnood verkeerde; terwijl de watergeuzen Holland waren binnengevallen, en zijn broer en zwager fronten hadden geopend aan de Zuid- en Oostgrenzen van de Nederlanden, was hij zelf in de buurt van Roermond, met een leger dat hij wel had ingehuurd, maar nog niet kon betalen. Hij hoopte nu op financiële steun van de Hollandse steden.
De tweede reden was dat hij greep wilde krijgen op de chaotische toestand in Holland. De watergeuzen die Den Briel hadden ingenomen opereerden op eigen houtje. Ze kregen steun van een deel van de bevolking, die zeer ontevreden was met het bewind van Alva. Toen Alva zijn troepen bovendien wegriep om de Franse grens te gaan verdedigen hadden koningsgetrouwe bestuurders in de Hollandse steden weinig verweer meer tegen de gecombineerde druk van kleine geuzenlegertjes aan de poorten, en boze burgers daarbinnen. De een na de ander kozen ze de kant van de opstand. Zo ook Dordrecht, dat op 25 juni overging. Zoals in andere steden, werd ook hier afgesproken dat de overgang ordelijk zou moeten verlopen, dat er ruimte zou komen voor de gereformeerde kerk maar dat de oude religie zou worden gehandhaafd, en kloosters en kerken zouden worden gespaard.
Maar afspraken of niet, de situatie bleef uiterst instabiel. De geuzenlegers gedroegen zich meer als warlords dan als een georganiseerde krijgsmacht. Dat gold vooral voor de graaf van der Marck, die wij beter kennen als Lumey. Lumeys soldaten plunderden overal kerken en kloosters; hij had in Gorinchem 19 priesters zonder enige vorm van proces laten ophangen. Hij had soldij nodig voor zijn mannen, en kwam dat niet goedschiks, dan namen ze wat ze wilden.
Dit alles beviel Oranje in het geheel niet. Lumeys aanvallen op kerken en kloosters spoorden niet met de religieuze politiek die Oranje beoogde; die wilde een vorm van ‘religievrede’, waarin de katholieke en gereformeerde eredienst naast elkaar konden bestaan. Maar er waren ook andere ergernissen. De opbrengsten van gekaapte schepen en geplunderde kerken kwamen niet aan de zaak van de Prins ten goede. Lumey verzette zich ook tegen benoemingen die de Prins had gedaan. Maar hoe kon Lumey tot de orde worden geroepen?Eind juni besloot Oranje dat er niets anders op zat dan Lumey een rol als ‘uitvoerend Stadhouder’ te geven, maar dat was kennelijk vooral met het idee om zo diens macht te begrenzen. Hij maakte een instructiebrief voor Lumey, die uitvoerig uitspelde wat er allemaal niet de bedoeling was; er moest niet meer worden geplunderd, de willekeur moest afgelopen zijn. Er moest geld voor zijn troepen op tafel komen, en snel ook, maar dat moest gebeuren met medewerking van de edelen en stedelijke autoriteiten in het gewest, en in samenwerking met anderen die door de Prins waren aangesteld. Het beste middel om die samenwerking af te dwingen, vond Oranje, was een Statenvergadering.
De steden hadden van hun kant ook het grootste belang bij een bestuurlijke springplank ‘om goede ordeningen ende policie te stellen’ over de gewapende gezelschappen die nu door land en wateren van Holland zwierven, en die het ook de steden lastig maakten. Vandaar dus de ontmoeting in Dordrecht. Het belangrijkste publiek voor de erkenning van wederzijdse legitimiteit door Prins en Staten was de vertegenwoordiger van Lumey, die daar ook aan tafel zat. Op basis van die legitimiteit maakte de steden vervolgens afspraken met de Prins en met elkaar, over samenwerking, financiën, en de wederzijdse rechten en plichten. De steden moesten gaan betalen, was het vooruitzicht, maar ze kregen ook iets voor terug, een dragende rol in de beslissingen over oorlogsfinanciering en oorlog en vrede. Dat konden maar weinig standenvergaderingen in Europa hen nazeggen.
Op 22 juli verscheen ook Lumey zelf in Dordrecht. Hij beloofde hij daar eerst ten overstaan van Marnix, als vertegenwoordiger van de Prins, dat hij zich aan zijn instructie zou houden. Pas toen beloofden de steden formeel dat ze Lumey ‘als overste in Hollandt zouden ontfangen’, en schudden alle gedeputeerden de hand van de Graaf. Hiermee, was het idee, lagen de machtsverhoudingen en de rechten en plichten van alle partijen duidelijk vast.
Invloed
Er werd in 1572 geen enkele publieke ruchtbaarheid gegeven aan de revolutionaire besluiten die er in Dordt waren genomen. Hoewel er keurig notulen werden bijgehouden van de bijeenkomst, die later in kopieën werden uitgereikt aan de deelnemende steden, kwam er geen enkele publieke verklaring over hun revolutionaire beslissingen. Er ging geen brief naar Boussu, of Alva of naar koning Filips II, en er kwam geen openbare proclamatie of manifest voor de burgers; het zou tot 1621 duren voordat de notulen voor het eerst werden gedrukt. De burgerij van de Hollandse steden hoorde voorlopig alleen dat er véél geld op tafel moest komen; de kerken dat al hun bezittingen voorlopig werden ‘geleend’ door de overheid.
Op korte termijn zou de afspraken ook niet teveel baten. Het geld uit Dordrecht kwam te laat voor Oranjes morrende troepen. Die plunderden de stad Roermond. De afspraken die er in Dordrecht over religie werden gemaakt waren te vaag om een religievrede te garanderen. Tegen het eind van het jaar waren de meeste katholieke kerken in de steden al gesloten. De bezittingen van de katholieke kerk, die de vergadering had besloten de ‘lenen’ werden uiteindelijk genaast. Lumey kon zich slecht schikken in zijn positie als ondergeschikte van Oranje, en nog slechter in de beperkingen die de Dordtse afspraken hem oplegden. In januari, nog geen zes maanden na de handdruk in Dordrecht, werd hij tenslotte gearresteerd, en een paar maanden later ook echt van zijn macht beroofd.
Maar op lange termijn lag het anders. Wat men in juli 1572 vooral uit pragmatische overwegingen had besloten over de onderlinge werkrelatie, bleek in de jaren daarop een belangrijke blauwdruk voor de relatie tussen Prins en Staten, die leidend worden voor de latere verhoudingen in de Unie van Utrecht, en de Republiek der Verenigde Nederlanden. Het blijvend belang van de Statenvergadering voor de Nederlandse geschiedenis ligt dan ook niet zozeer in de waarden die er in die vergadering werden verdedigd, zoals soms wel is beweerd, maar in de bestuurlijke revolutie waarmee Prins Willem van Oranje en de vergadering in Dordrecht een levensvatbare politieke belangengemeenschap creëerden.
Judith Pollmann, Universiteit Leiden
Bronnen en literatuur
De commissie van Lumey en de notulen van de Eerste Statenvergadering werd voor het eerst gepubliceerd in Pieter Cornelisz Bor, Nederlantsche oorloghen, beroerten, ende borgerlijcke oneenicheyden 5 vols. (Leiden 1621-1634), boek 6, 281r-285v.
De instructie aan Marnix werd samen met de notulen voor het eerst gepubliceerd in R.C. Bakhuizen van den Brink, ‘Eerste vergadering der Staten van Holland, 19 Juli 1572’, in zijn Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren, vol 1 (1863), 494-550; het artikel was eerder verschenen in Het Nederlandsche Rijks-Archief 1 (1856). https://www.dbnl.org/tekst/bakh003stud01_01/bakh003stud01_01_0009.php
Pieter Geyl, ‘De eerste statenvergadering te Dordrecht, 19 juli 1572’in zijn, Studies en strijdschriften. Bundel aangeboden aan de schrijver bij zijn aftreden als hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Utrecht ed. A. Barnouw (Groningen, 1958), 25-35.
Horst Lademacher, Die Stellung des Prinzen von Oranien als Statthalter in den Niederlanden von 1572 bis 1584. Ein Beitrag zur Verfassungsgeschichte der Niederlanden (Bonn 1958)
Nico Randeraad, ‘Snorren en baarden. De herdenking van de eerste vrije statenvergadering (1572-1972) in Frank Huisman, Nico Randeraad en Georgi Verbeeck, red., Geschiedenis is overal (Amsterdam 2013), 32-57.
Judith Pollmann, ”Oranje en de eerste statenvergadering. Een verborgen revolutie’ , in C. Tamse red. Willem van Oranje en de Eerste Vrije Statenvergadering, 1572 Dordrecht (Den Haag 2019) 7-33