Landdag van Overijssel
Overijssel bestond uit verschillende landstreken, heerlijkheden en steden, door de bisschoppen van Utrecht geleidelijk aaneengevoegd. Ieder gedeelte behield aanvankelijk zijn eigen recht en instellingen, en was met de overige alleen door de gemeenschappelijke landsheer verbonden, die in 1457 het eerste gemeenschappelijke landrecht gaf. Een nieuwe band ontstond uit de verbintenis van de edelen met de drie grote steden, die tezamen, met toestemming van de bisschop, in 1528 keizer Karel als landsheer aannamen. Op de landdag hadden de ridders, die hoofdelijk stemden, tezamen evenveel tezeggen als de drie steden, die ieder een stem uitbrachten.
Voor verdere toelichting zie: [Thorbecke]/Fruin/Colenbrander,
Staatsinstellingen (ed. 1922), 93-96.