In hedendaags Nederlands, door Huub de Kruif en Anton van der Lem
Wij, Willem, bij de gratie Gods, prins van Oranje, graaf van Nassau, etc., baanderheer van Breda, Diest, Grimbergen, etc., burggraaf van Antwerpen, etc., algemeen stadhouder van Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht, wensen alle Staten, heren, ridders, edelen, kapiteins, drossaarts, schouten, amptmannen, burgemeesteren , schepenen, rentmeesters, hoofdmannen, gilden, ambachten, schutterijen, burgers en goede inwoners van de Nederlanden, van welke stand hij ook is, zaligheid, vrijheid en verlossing uit de tegenwoordige slavernij van de wrede, buitenlandse en bloeddorstige onderdrukkers.
Wij zijn zeer verdrietig om de talrijke, meer dan wrede gewelddaden, de overlast, schattingen, tiende, twintigste, dertigste en hoe veel meer of minder penningen, belastingen, lasten, ortsen [?], terechtstellingen, gevangennemingen, sanninghen [?], kovingen [?], verjagingen, inbeslagnemingen, en andere talloze, ongehoorde en onverdraaglijke bezwaringen, afdreigingen en verdrukkingen, die de algemene vijand dagelijks en hoe langer hoe meer, over u brengt, met zijn Spanjaarden, bisschoppen, inquisiteurs en andere aanhang, met ongehoorde nieuwigheid, ongenadig over u en uw echtgenotes en dochters, personen, zielen, lijf en goed. En dat reeds zo veel jaren, in naam en buiten weten van de Koninklijke Majesteit, tegen zijn eed [namelijk die van de koning] en in tegenspraak met de vrijheden en privileges van het land (maar in waarheid opgeruid door kardinaal Granvelle met de Spaanse inquisiteurs om hier het Concilie van Trente en de Spaanse Inquisitie in te voeren), wat zo bekend en openbaar is, in het bijzonder voor u die het zien, horen en ondervinden, dat het niet nodig is dit uitvoeriger te vertellen.
Het is ook u en de hele wereld duidelijk met welke inspanningen, onkosten, moeiten en zorg wij meer dan vier jaar onafgebroken hier altijd gewerkt hebben, tot rust van ons geweten en tot het vervullen van onze eed (waarmee wij samen met u tot oprechte dienst van de koning, de vrijheden van het land en de verdrukten, verbonden en verplicht zijn). Wij hebben onze uiterste best gedaan, om u en elk van u, met het lieve vaderland in zijn oude vrijheid, voorspoed en rijkdom te herstellen en van de vreemde tirannen en verdrukkers te verlossen. Bovendien om u, in gepaste gehoorzaamheid en in oprechte, blijvende dienst van de Koninklijke Majesteit, te doen genieten de vrijheid van uw geweten en van het Woord Gods, zonder meer belast te hoeven zijn met de vrees, benauwingen, vervolgingen, terechtstellingen, berovingen en overlasten van de tirannen, buitenlandse Spanjaarden, onderzoekingen, bisschoppen en plakkaten.
Daartoe hadden wij (als een lidmaat der Nederlanden) u al lang met Gods genade geholpen en gebracht, als u – door misplaatste vrees, ijdele hoop en valse verleiding van de door uw vijand aangestelde regeerders en naar waarheid verraders van het vaderland, en de aangezworen dienaars van de tiran – verblind en verdoofd zijnde, tot nu toe zo lange tijd niet verzuimd had, ons tot uw eigen welvaart en verlossing hulp en onderstand te verschaffen.
Ik hoop dat u het nu beter begrijpt en u zich nu beter zult kwijten en meer hulp zult geven, vooral omdat u nu de grote verlokkende mogelijkheden voorhanden ziet en dat wij nog niet de moed hebben opgegeven, maar altijd alle bekwame middelen daartoe gezocht hebben. Zoals wij nu door de hulp en bijstand van diverse heren en vrienden ons zowel te water als te land opmaken, ja reeds door de onzen en onze medewerkers, in het land gevallen zijnde, de vijand aanzienlijk afbreuk hebben gedaan, en enkele havens, steden, plaatsen en dorpen hebben genomen. Zij hebben zich al tot hun verlossing in onze handen in naam van de Koninklijke Majesteit overgegeven, en u de weg gewezen, die gij allen behoort te volgen, als u niet eeuwig schade wilt lijden en u door uw eigen schuld u zelf en uw nakomelingen in een eeuwige slavernij en gevaar van ziel, lijf en goed brengt.
Want het valt zeer te vrezen, dat als u dit geschikte moment, waarop de algemene vijand van volk, schepen en krijgsuitrusting zo slecht voorzien is, en wij ook al sommige rivieren en wateren bezet hebben, dat hij niet wel ergens heen en voorbij kan gaan, zo’n grote gelegenheid zal u mogelijk nooit meer door God gegund worden, verbolgen dat gij de middelen die hij u zendt om nu op eenvoudige wijze tot Zijn Woord en de vrijheid van uw geweten, vaderland, lijf, vrouw, kind, privileges, rechten en bezittingen te geraken (alles in waarachtige dienst van de Koning), zo schandelijk en kwaadaardig veracht en verloren laat gaan.
Moge God u daarvoor met Zijn genade behoeden en ons met u Zijn zegen, kracht en voorspoed geven, zodat, als de tirannieke verdrukkers verjaagd zijn, wij samen de Nederlanden mogen zien in hun oude vrijheid, zonder enig geweld, in passende gehoorzaamheid aan de koning, in gerustheid van geweten, en geregeerd met inspraak van de Staten-Generaal. Daartoe willen wij u helpen met al onze macht, als u helpt door onze kant te kiezen. Als u anders optreedt, en daardoor schade, geweld of verdriet overkomt, wijzen wij alle schuld van de hand. Gegeven te Dillenburg, 14 april, in het jaar 1572.
Willem van Nassau