de Oudejaarsrede
Een van de meest geroemde feiten uit het leven van prins Willem van Oranje is zijn zogenoemde “Oudejaarsrede”. Dit was een toespraak in de Raad van State op 31 december 1564. De toestand in de Nederlanden was zo verslechterd, dat de meeste leden van de Raad van State een vertegenwoordiger uit hun midden naar koning Filips II wilden sturen. De keuze was gevallen op de graaf van Egmond, die de koning van de situatie op de hoogte moest brengen en de koning moest overhalen om zelf naar de Nederlanden te komen. Om de graaf van duidelijke richtlijnen te voorzien werd dan ook een zogeheten instructie opgesteld en wel door de president van de Geheime Raad, Viglius. Prins Willem van Oranje vond de door Viglius opgestelde instructie te vaag en te veel in algemene bewoordingen gesteld. Vervolgens gaf hij in de Raad van State zijn eigen visie op de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de Nederlanden. Deze toespraak is in de geschiedschrijving bekend geworden als de “Oudejaarsrede”. Deze naam verdient enige relativering omdat in de Nederlanden het nieuwe jaar niet op 1 januari begon, maar met Pasen. De katholieke kerk hanteerde echter al de nieuwe stelregel het jaar op 1 januari te laten beginnen. Naar huis teruggekeerd heeft Viglius een beroerte gekregen, waarvan hij maar moeizaam herstelde. Hij moest zich in de Raad van State laten vervangen door Joachim Hopperus , die op 1 januari de instructie voor Egmond opstelde (binnenkort op deze site).
De rede zelf is helaas niet bewaard gebleven: de notulen van de Raad van State over die periode zijn verloren gegaan. Viglius heeft van de gang van zaken een kort verslag geleverd in zijn autobiografie, waarin de rede voorkomt in paragraaf 87. Deze tekst werd pas in 1743 gepubliceerd. Dus pas vanaf dat jaar kreeg de rede in het werk van geschiedschrijvers grotere bekendheid. Toch heeft ook een vroegere auteur wel verwijzingen naar de toespraak van Oranje opgenomen, zoals de katholieke geschiedschrijver Florentius vander Haer.
Het is heel interessant om de verschillende versies en interpretaties in de geschiedschrijving met elkaar te vergelijken. Na de eerste achterhaalde vermelding van Florentius vander Haer wordt de tekst van Viglius aangeboden. Vervolgens komen allerlei andere vertalingen, navolgingen en uitbreidingen aan bod. De ene auteur beperkte zich tot een letterlijke vertaling of samenvatting. Anderen raakten zo enthousiast over de rede van de prins, dat ze deze vrijelijk uitbreidden. Een historicus als Pirenne noemde wel de commotie in de Raad van State, maar verzweeg de stellingname van de prins. Ook Groenveld in zijn recent heruitgegeven Tachtigjarige Oorlog maakt er geen melding van. Lees en vergelijk!
- 1587: Florentius vander Haer
- 1743: Viglius van Aytta
- 1752: Jan Wagenaar
- 1788: Friedrich Schiller
- 1860: Robert Fruin
- 1907: Felix Rachfahl
- 1923: Henri Pirenne
- 1941: Jacob Presser