Toen de watergeuzen op 1 april 1572 Den Briel hadden ingenomen, sloot Delft zich niet direct aan bij de Opstand. Het Delftse stadsbestuur was terughoudend en dat was niet voor niets. De Beeldenstorm van 1566 had in Delft namelijk heviger dan elders gewoed en de stad was daarvoor door de regering zwaar gestraft.
Toch slaagde het loyale stadsbestuur er niet in het tij te keren. Het stadsbestuur genoot namelijk weinig vertrouwen van haar burgers, die veel hinder hadden ondervonden van voorbije inkwartieringen van regeringssoldaten en de heersende economische crisis. Ook keerden in het voorjaar van 1572 diverse ballingen terug naar Delft, die zich ondanks streng vreemdelingenbeleid niet lieten tegenhouden. Zij zetten de toch al gespannen situatie verder onder druk. Typerend is de rol van de teruggekeerde balling Pieter Adriaensz. van der Werff, die namens Willem van Oranje onder de Delftse bevolking steun verzamelde voor de Opstand. Oranje en Van der Werff speelden daarbij handig in op de zuivering en ontwapening van de schutterij na 1566 door aan de welwillende schutters herstel van de oude schutterij te beloven. Op 26 juli 1572 sloot Delft zich aan bij de opstandelingen.
Vlak voor de overgang van Delft op 26 juli was op de Eerste Vrije Statenvergadering van 19 tot 23 juli 1572 in Dordrecht, waar Oranje als stadhouder van Holland werd erkend, besloten om Delft onder druk te zetten door de waterwegen af te sluiten. Dat bleek niet nodig. In het machtsvacuüm dat ontstond toen nabijgelegen regeringssoldaten wegtrokken, trok de graaf van Lumey met een geuzenlegertje naar de stad. Doordat de schutters niet bereid waren de stad te verdedigen, zwaaiden de poorten open en ging Delft op 26 juli 1572 over naar de opstandelingen. Enkele koningsgezinde stadsbestuurders ontvluchtten de stad, maar de meeste stadsbestuurders zwoeren de volgende dag de eed van trouw op Oranje als stadhouder van de koning.
Hoewel op de Statenvergadering in Dordrecht volgens de wens van Oranje afgesproken was dat katholieken en gereformeerden ongehinderd in het openbaar hun godsdienst mochten belijden, slaagde Oranje er niet in zijn religievrede in te voeren. In de eerste plaats had dat te maken met de afwezigheid van Oranje, die pas in oktober in Holland aankwam. Oranje had Lumey en Sonoy met de militaire zaken belast, maar zeker Lumey schuwde geweld tegen katholieken niet. Daarnaast had het stadsbestuur in Delft nog steeds nauwelijks gezag onder haar burgers en werd het door andere prioriteiten, zoals het verzamelen van geld, herstructurering van het bestuur en het bewaren van de orde, in beslag genomen. Al spoedig werd de uitvoering van de mis opgeschort. Op 14 november kwam Oranje zelf naar Delft en betrok hij het Sint-Agathaklooster (het tegenwoordige Prinsenhof) waar hij te gast was bij rector Cornelius Musius. Ook Oranje zelf slaagde er niet in zijn religiepolitiek af te dwingen, ondanks diverse pogingen. De moord op zijn vriend Musius op 11 december door de troepen van Lumey, is tekenend voor het zwakke gezag van Oranje. Oranje had andere prioriteiten; politieke zaken prevaleerden boven zijn wens om de religievrede te bewerkstelligen. Oranje was druk met het bijeen verzamelen van financiële middelen om de opstand gaande te houden, Lumey onder controle krijgen en zijn grip op stadsbesturen te vergroten. In Delft bemoeide Oranje zich actief met de samenstelling van het stadsbestuur en hoopte zich zo van kritische bestuurders te ontdoen.
Om de Opstand te financieren was Oranje onder meer aangewezen op katholieke goederen die werden ‘genaast’. Ook veel kerkklokken moesten het ontgelden, om geschut te kunnen maken. Verder eiste Oranje van katholieke geestelijken een nieuwe eed van trouw, maar velen weigerden. Intussen ontvluchtten veel katholieken de stad. Kloosters in de omgeving werden in 1573 afgebroken om het schootsveld tijdens een eventuele belegering vrij te houden. Hoewel dergelijke ontwikkelingen niet in tegenspraak met Oranjes wens voor katholieke godsdienstuitoefening waren, werden ze wel zo opgevat en resulteerden ze in een grimmig klimaat waarin openbare uitoefening van het katholicisme onmogelijk werd. Uiteindelijk moest Oranje toezien hoe zijn religievrede mislukte in het voorjaar van 1573, nadat er een nieuwe beeldenstorm door de stad raasde.
Ook na 1572 bleef Delft belangrijk in de Opstandsgeschiedenis. Niet in de laatste plaats omdat Willem van Oranje de rest van zijn leven er regelmatig verbleef. Op 10 juli 1584 werd hij er door Balthasar Gerards vermoord en daarna in de Nieuwe Kerk bijgezet. In 1614 begon men met de bouw van een imposant praalgraf ter nagedachtenis aan de prins, dat in 1623 voltooid werd. De Oranjes worden sindsdien in de Nieuwe Kerk bijgezet.
Johan Visser
Naslagwerken
1545-1575: Stedenatlas Jacob van Deventer : 245 stadsplattegronden uit 1545-1575 – schakels tussen verleden en heden / Reinout Rutte en Bram van Nieuwenhuyze ; cartografie Yvonne van Mil. – Bussum : THOTH ; Tielt : Lannoo, 2018: p. 322-323.
1612: Beschryvinghe van alle de Neder-landen door Ludovico Guicciardini, vermeerderde uitgave, p. 363.
Nijhoff/Van Hattum, Bibliotheek van Noord-Nederlandsche plaatsbeschrijvingen tot het einde der 18de eeuw. ‘s-Gravenhage : Martinus Nijhoff, 1953 > nr. 29 (D. van Bleyswijck) en nr. 34 (R. Boitet).
Literatuur
Op weg naar tachtig jaar oorlog : het verhaal van de eeuw waarin ons land ontstond : over de voorgeschiedenis en de eerste fasen van de Nederlandse opstand / J.J. Woltjer. – [Amsterdam] : Balans, cop. 2011. – 498 p., [16] p. pl. : ill., krt. ; 24 cm/ Met lit. opg., reg. ISBN 978-90-5018-838-8 geb.
Nieuw en ongezien : kerk en samenleving in de classis Delft en Delfland 1572-1621. – Delft : [Eburon], 1994
Delft en haar krijgsgeschiedenis / W.A. Feitsma. – Rijswijk : Elmar, cop. 1987. – 159 p. : ill. ; 25 cm. Met lit. opg., reg. ISBN 90-6120-595-6 geb.
Hierin hoofdstuk 2: Delft in de Tachtigjarige Oorlog, pp. 35-47
Een zomer te Delft : de Nederlandse Opstand in de zomer van 1584: voortgang en vooruitzichten, geschetst aan de hand van de brieven van dr. Johan Dorre / [door] Jaap Hagedoorn. – [S.l.] : [s.n.], 1986
Een niew ende onghesien dingh : verkenningen naar de positie van de kerkeraad in twee Hollandse steden in de zestiende eeuw / J.J. Woltjer. – Leiden : Rijksuniversiteit, 1985. – 16 p. ; 21 cm. Afscheidscollege Leiden. – Met lit. opg.
Tolerantie uit noodzaak? : Delft 1572-1645 / [door] Ali Ton. – [S.l.] : [s.n.], 1982
De stad Delft : cultuur en maatschappij van 1572 tot 1667 / [red.: I.V.T. Spaander en R.-A.Leeuw]. – Delft : Stedelijk Museum ‘Het Prinsenhof’, cop. 1981
W. Waterschoot, `Oranjepropaganda te Delft’, De Nieuwe Taalgids 83 (1980) 133-140
Hervormd Delft ten tijde van Arent Cornelisz. (1573-1605) / Hendrikus Johannes Jaanus. – Amsterdam : Nordemann, 1950. – 261 p. : ill. ; 25 cm Proefschrift (Theol.) Leiden.
Cornelius Musius : een Delftse martelaar van 1572 / A. van Dijk. – Utrecht [etc.] : Het Spectrum, 1947
De overgang van Gouda, Dordrecht, Leiden en Delft in de zomer van het jaar 1572 / door J.C. Boogman : Tijdschrift voor geschiedenis 57 (1942) 81-112
Catalogus van den Historischen atlas van Delft en Delfland : (benevens portretten en daden uit den 80-jarigen oorlog) / H.S. Veldman. – Delft, 1898
Newe Zeitung : Warhafftige vnd Erbärmliche Newe Zeittung, was sich verlauffen vnd zugetragen hat vor Harlem vnnd inn der Stadt, von dem Neundten Julij, biß auff den vierundzwentzigsten, auch wie der Duca de Alba die Stadt eingenommen hat, auch dem Printzen in die achttausent Mann erschlagen, alle Munitzion, Brouiant vnd Geschütz genommen, auch wie er nachmals in Harlem an Weib vnd Kindern gehandelt hat ; Item, Wie auch die Spanier den ersten Augusti ein anlauff für Delff gethon haben, vnd eilffhundert in dem anlauff geblieben, darinn der Printz jetziger zeit ligt M.D.LXXiii.. – Nidernwesel : Drueß, [1573] (Gedruckt zu Nidernwesel, bey Johannem Drueß). – 4 Bl. ; in-8
Plaatsingscode UB Leiden: PAMFLT 1573: 3