Stad in het voormalige graafschap Holland, thans in de provincie Noord-Brabant.
De heerlijkheid Niervaart is in 1362 afgesplitst van de heerlijkheid Strijen. De heerlijkheid kwam toen aan de heren van Breda uit het geslacht Polanen, en vererfde nadien aan de Nassau’s. Een aanzienlijk deel van het gebied van de heerlijkheid Niervaart, is in de stormvloeden van 1421 en volgende jaren geheel te niet gegaan. Een deel van het gebied werd in 1558 gezamenlijk opnieuw bedijkt door de prins Willem I van Oranje, als heer van Niervaart, Jan IV van Glymes, markies van Bergen op Zoom en Cornelis van Glymes, heer van Zevenbergen. Het binnen deze polder gelegen nieuwe dorp werd oorspronkelijk naar de verdwenen nederzetting opnieuw Niervaart genoemd, maar later Klundert, naar het gors waaruit het land bedijkt was. Samen met de Brabantse dorpen en polders Fijnaart en Ruigenhil, het latere Willemstad, vormde de Hollandse heerlijkheid Niervaart/Klundert in de tijd van de Opstand een eiland, dat omringd was door het Volkerak, het Hollands Diep, de waterloop de Mooye Keene of Roode Vaart en de rivier de Dintel.
Klundert werd onder het bewind van de prins van Oranje een toevluchtsoord voor Wederdopers, die onder het bewind van Alva in 1571 moesten vluchten. Wie niet kon ontkomen werd gevangengenomen, gemarteld en te Breda ter dood gebracht. Dat jaar begon de dreiging van ballingen ende dootslaegers op het eiland. Zij moesten vertrekken. Het volgende jaar was hun eerste invasie een feit (zie ook Willemstad*). Dr. Johan Basius, commissaris van de prins, probeerde diens gezag ook buiten de heerlijkheid Niervaart te doen gelden (1577). De inwoners van Klundert profiteerden van het Oranjebewind. In september 1578 sloten zij een overeenkomst met hun heer, waarbij zij het recht verkregen accijnzen te heffen en daaruit belangrijke werken te realiseren. De plaats rekende zichzelf sindsdien tot de (kleinere) steden.
Niervaart wordt van strategisch belang, als na de val van Breda in juni 1581 de streek onder steeds grotere militaire druk van de Spanjaarden komt te staan. Het eiland waarop ook de vesting Willemstad* en de bijbehorende forten tot stand gaan komen dient als zuidelijke dekking van de Zuid-Hollandse eilanden Overflakkee en de Hoekse Waard.
In 1581 legt men rond de nederzetting Niervaart een eerste, eenvoudige, omwalling aan, die in het volgende jaar voltooid is. Kort na het begin van de aanleg krijgt de stad, steeds vaker en later uitsluitend Klundert genaamd, voor het eerst een garnizoen. De omwalling is in de jaren 1586-1588 veranderd. De binnenruimte krijgt een onregelmatige vorm: een langgerekte, gebroken rechthoek. In de volgende periode bouwt men de vesting verder uit. De inname van Breda door Maurits (1590) brengt tijdelijk rust.
Pas tussen 1598 en 1601 komen er versterkingen naar de eisen van die tijd tot stand. De vesting heeft van die tijd af zeven bastions en twee halfbastions. De twee buitendijkse bastions flankeren de haveningang. Wellicht komt een en ander tot stand naar ontwerp van Mr. Anthoniszoon van Alkmaar, die in 1598 korte tijd in Klundert werkt. In het begin van de zeventiende eeuw zal ook de Noordschans, een fort ten noorden van Klundert, zijn aangelegd. Aan de zuidoostelijke oever van de Mooye Keene, tegenover de vesting, ligt een kroonwerk, genaamd Suijkerberch. Dit zal tussen 1624 en 1629 zijn aangelegd. De militaire betekenis van Klundert neemt nog meer toe na de tweede val van Breda in 1625, om weer af te nemen na de herovering van die stad in 1637.
Willem van Ham
Literatuur
De vesting Klundert / door Albert Delahaye. – [Zevenbergen] : Archivariaat Nassau-Brabant, 1978. – 64 p. : ill. ; 22 cm. – (Publikaties van het archivariaat Nassau-Brabant ; 42)
W. A. van Ham, ‘De vesting Klundert en de vesting Zevenbergen’, in: Atlas van historische vestingwerken in Nederland. Noord-Brabant (Utrecht/Zutphen, 1996) 101-112