Naarden

Na de inname van Den Briel door de watergeuzen in april, kozen in de zomer van 1572 verschillende steden in de Nederlanden de kant van de opstandige geuzen. Dit gebeurde niet vanuit een eensgezind enthousiasme voor de Opstand. Meestal pleegden de rebellen met steun van lokale sympathisanten een coup. Stadsbestuurders die loyaal wilden blijven aan de koning werden soms onder serieuze bedreigingen aan de kant gezet.

Ook de burgers van Naarden waren diep verdeeld. Een deel van de bevolking dreigde met geweld toen het stadsbestuur een garnizoen van de stadhouder, de Graaf van Bossu wilde innemen om de stad tegen de geuzen te beschermen. Burgers die waren aangesteld om wacht te lopen op de wallen sloten in augustus de poorten voor Bossu tegen de wil en orders van het stadsbestuur. Het gezag van de lokale bestuurders werd steeds verder ondermijnd en uiteindelijk zagen een burgemeester en schout zich genoodzaakt de stad te ontvluchten. De spanning liep verder op toen in oktober het Spaanse leger onder het commando van Don Fadrique, de zoon van de Hertog van Alva, het opstandige Mechelen strafte en plunderde en daarna optrok naar het Noorden. De geusgezinden lieten een vendel bewapende geuzen binnen, te klein echter om de stad te kunnen verdedigen tegen een Spaanse belegering. In de weken hierna begon dit garnizoen van geuzen vanuit de stad het platteland eromheen af te persen en te plunderen. Ook Weesp en Muiden kregen het zwaar te verduren.

Op 16 november werd Zutphen door het Spaanse leger ingenomen, uitgemoord en platgebrand. Het schokkende nieuws reisde snel. Don Fadrique trok van Zutphen op in de richting van Amersfoort. In Naarden was de spanning intussen om te snijden. Boodschappers werden naar andere opstandige steden met een geuzenbezetting gestuurd met het verzoek om versterking, maar zonder resultaat. Ondertussen probeerde een aantal nog aanwezige stadsbestuurders de geusgezinde burgers te overreden om alsnog met het koningsleger te gaan onderhandelen over een vreedzame overgave, maar de geuzen sloten de poorten zodat zowel de soldaten als de stedelingen opgesloten zaten. Hulptroepen bleven uit en toen de stad uiteindelijk op het allerlaatst besloot zich over te geven was het te laat.

Op de ochtend van 1 december 1572 werden afgevaardigden van de stad naar het Spaanse kamp gestuurd. Halverwege ontmoetten zij de Spaanse luitenant kolonel Juliano Romero, die de opdracht had gekregen de stad in te nemen en niemand te sparen. De afgevaardigden gaven hem de sleutels van de stad en Romero schudde hen de hand, aldus Lambertus Hortensius, de rector van de Latijnse school die de gebeurtenissen later beschreef. Volgens Hortensius beloofde Romero op dat moment de burgers te sparen.

Toen de soldaten de stad binnen waren werden alle mannelijke burgers opgeroepen zich te verzamelen in het pand dat op dat moment dienstdeed als stadhuis om hun eed van trouw aan de koning formeel te hernieuwen. Toen er zich een menigte had verzameld stortten op een hoornsignaal de soldaten zich op de onbewapende mannen en werden zij om het leven gebracht. Vervolgens werden ook in de rest van de stad vrijwel alle mannelijke burgers vermoord. Pieter Aertsz, de auteur van een verslag van de gebeurtenissen en sympathisant van de geuzen, overleefde de slachting door zich te verstoppen in de kelder van zijn brandende huis. Zijn vrouw, die de dag ervoor was bevallen wist te ontkomen. Met de baby en een peuter, blootvoets en in alleen haar nachthemd liep zij door de decemberkou naar Huizen. Volgens Pieter Aertz werden naar schatting 900 mannelijke burgers gedood. Van de 50 tot 60 overlevenden waren enkelen gevlucht en hadden anderen een grote som aan losgeld betaald. De geleerde rector Hortensius was in opdracht van de Graaf van Bossu opgehaald met medeneming van een flink deel van zijn bibliotheek. Tijdens de plundering en branden waren ook wel vrouwen en kinderen omgekomen, maar dat was niet de opdracht die de soldaten kennelijk hadden meegekregen. Wel werd de stad op alle mogelijke manieren onteerd. Vrouwen uit de naburige plaatsen kwamen de geplunderde huisraad opkopen. Boeren uit de omgeving kregen de opdracht om de muren af te breken en de grachten te dempen. De lichamen van de omgekomen mannen mochten niet worden begraven tot 21 december. Bijna drie weken lagen de lijken langs de straten ten prooi aan de vogels en honden. Vijf dagen na de inname werd alsnog de schuilplaats van een van de burgemeesters verraden. De man werd door Don Fadrique ter dood veroordeeld, en de Naardense burgers die naar Utrecht waren gevlucht kregen de opdracht om hem op te hangen in de deurpost van zijn eigen huis. Het lichaam werd vervolgens gevierendeeld en elk van de vier delen ten toon gesteld op een van de vier poorten van de stad. De Baljuw van het Gooi confisqueerde de overgebleven graanvoorraden van de stad. De bewoners uit de omgeving zongen spotliedjes over het lot van het rebelse Naarden.

Kenmerkend voor een burgeroorlog is dat de herinnering eraan ook omstreden is. Ooggetuigenverslagen spreken elkaar tegen. Er wordt van alles overdreven of juist gemakshalve vergeten. De hierboven genoemde Pieter Aertz, de vermoedelijke auteur van een anoniem pamflet niet lang na de gebeurtenissen gepubliceerd, maakte deel uit van een Naardense familie van lokale ambtenaren en raadsleden. Hij sympathiseerde met de geuzen en na de inname van Naarden sloot hij zich aan bij het leger van de notoir gewelddadige geuzenleider Diederik van Sonoy. Later keerde hij terug naar Naarden en werd stadssecretaris van 1586 tot 1624. In zijn beschrijving van de inname, getiteld Moort-dadich Verhael vande Gheschiedenissen, Moort ende Destructie vande Stede van Naerden, worden de geuzen vrijgepleit van alle blaam. De nadruk ligt op het feit dat de Spaanse bevelhebber Julian Romero beloofde de stedelingen te sparen maar zijn woord niet hield. Het verhaal doet voorts tot in de details verslag van de Spaanse gruweldaden: de soldaten dronken het bloed van hun slachtoffers, kookten en aten hun harten, verkrachtten de vrouwen en vermoordden zelfs de ongeboren kinderen. Het pamflet diende de oorlogspropaganda van de geuzen: de vijand is niet te vertrouwen en wreedaardig, onderhandelen over overgave heeft geen zin: dit is een strijd op leven en dood tussen goed en kwaad. Pieter Aertszoon’s versie van de gebeurtenissen sloeg aan. De tekst werd herdrukt in een populair werk over de geschiedenis van de Opstand getiteld Oorspronck ende Voortgang der Neder-Landscher Beroerten door Johannes Gysius uit 1616 en kreeg brede bekendheid.

Een ander ooggetuigenverslag van de inname van Naarden was een handschrift in Latijn van de priester en rector van de Latijnse School, Lambertus Hortensius. Zijn versie van de gebeurtenissen lijkt veel genuanceerder hoewel hij duidelijk partij kiest – tegen de geuzen – en er impliciet ook een verontschuldiging in kan worden gelezen: Hortensius maakte deel uit van de delegatie die op het laatste moment de sleutels van de stad aan Romero heeft overhandigd waarna de poorten zijn geopend en de soldaten ongehinderd de stad in konden trekken. Daarom benadrukt ook Hortensius het verraad van de Spaanse opperbevelhebber die hem mondeling beloofde de burgers te sparen en hem daarop de hand schudde. Maar tegelijk is Hortensius uiterst kritisch, niet alleen over de geuzen die het leven van honderden onschuldige burgers op hun geweten hebben, maar ook op het stadsbestuur dat niet kordaat genoeg is opgetreden tegen de rebellen en niet in staat bleek de stad onder controle te houden. Hij verwijt hen lafheid – vooral hen die waren gevlucht – en gebrek aan wijsheid die van mannen in die positie moet worden verwacht.

Uit een brief geschreven in 1596 door een voormalige student van Hortensius, Theodorus Thesschen aan een Amsterdamse notaris, blijkt eens temeer hoe omstreden de herinneringen aan de gebeurtenissen waren. Thesschen beschuldigt Pieter Aertz ervan na de dood van Hortensius in 1574 in het zijn huis in Naarden op zoek te zijn geweest naar diens manuscript over de gebeurtenissen en dat te hebben verbrand omdat het de geuzen niet in zo’n mooi daglicht zou stellen. Dit lijkt heel onwaarschijnlijk want dan zou er op dat moment al een afschrift van het manuscript moeten zijn geweest dat het wel heeft overleefd. Thesschen beschrijft zeer uitgebreid het gebrek aan discipline en de misdragingen van het vendel geuzen dat in Naarden was ingekwartierd. Toen Don Fadrique op 30 oktober de stad was komen opeisen waren ze zo stom geweest een kanon af te vuren vanaf de wallen. Daarmee hadden ze de laatste kans op een vreedzame overgave verspeeld. De versies van de gebeurtenissen van Pieter Aertz, Lambertus Hortensius en Theodorus Thesschen, zijn moeilijk met elkaar te verenigen tot één ‘historische waarheid’.

Naarden werd een jaar later weer ingenomen door de opstandelingen. Vanaf 1579 ging het snel met de wederopbouw. Er kwam een nieuw stadhuis en er werd begonnen met de aanleg van nieuwe vestingwerken. Het duurde langer voordat het bloedbad publiekelijk werd herdacht. Het ligt voor de hand dat in een jaarlijkse kerkdienst de geschiedenis aanleiding was om de doden te herdenken maar ook om de gelovigen aan te sporen zich te bezinnen op de eigen zonden. In de loop der jaren slaagde men er ook in om de gebeurtenissen te integreren in het grotere verhaal over een gerechtvaardigde vrijheidsstrijd. Het kleine Naarden had zich dapper verzet tegen de Spaanse tirannie en ook de snelle wederopbouw zag men als teken dat de beproevingen glansrijk waren doorstaan. In 1604 bestelden de burgemeesters een schilderij van de inname voor in het prachtige nieuwe stadhuis. Nog weer later, tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621), liet de stad een drietal gevelstenen aanbrengen in de gevel van de voormalige kapel waar het bloedbad had plaatsgevonden. De middelste steen verbeeldde hoe de soldaten het pand binnenvielen, de tekst op de linkersteen dankte God en het huis van Nassau; de rechtersteen maande de voorbijganger de gebeurtenis te gedenken: ‘Denckt op den dach datmen hier sach hoe spangien tegen woort [= tegen de belofte] berooft heft t landt, dees stadt verbrandt, de burgery vermoort’. Dat het stadsbestuur juist tijdens het Bestand deze gedenktekens liet plaatsen lijkt een politiek gebaar. Het slachtofferschap van Naarden en de onbetrouwbaarheid van de Spanjaarden waren een belangrijk argument tegen de vrede. Het eerbetoon aan de Oranjes zouden we ook kunnen interpreteren als steun aan de ‘oorlogspartij’. In 1660, publiceerde de toenmalige baljuw van het Gooi, Jan Gansneb Tengnagel, een toneelstuk over het bloedbad getiteld Verwoestingh des Stadts Naerden . Antonius Bynaeus was in de jaren 1680 predikant in Naarden en publiceerde in 1687 een uitgebreide preek waarin het Naardense bloedbad werd vergeleken met de gewelddadige inname van het Bijbelse Sichem.

Erika Kuijpers

Naslagwerken

1545-1575: Stedenatlas Jacob van Deventer : 245 stadsplattegronden uit 1545-1575 – schakels tussen verleden en heden / Reinout Rutte en Bram van Nieuwenhuyze ; cartografie Yvonne van Mil. – Bussum : THOTH ; Tielt : Lannoo, 2018: p. 329.

1612: Beschryvinghe van alle de Neder-landen door Ludovico Guicciardini, vermeerderde uitgave, p. 224.

Nijhoff/Van Hattum, Bibliotheek van Noord-Nederlandsche plaatsbeschrijvingen tot het einde der 18de eeuw. ‘s-Gravenhage : Martinus Nijhoff, 1953 > nr. 64 (Abraham van der Burgh?), nr. 160 (G.I. Knyf).

Literatuur

Aertsz, Pieter, ‘Cort Verhael van de Moort Ende Destructie Der Stadt Naarden’, in Oorspronck Ende Voortgang Der Neder-Landscher Beroerten. : Midsgaders, de Voornaemste Tyrannijen, Moorderijen Ende Andere Onmenschelycke Wreedheden, Die Onder de Regeeringe Der Coningen van Spaengien, Philippus de II. Ende III. van Dien Name, Door Hare Stad-Houders in de Nederlanden in ‘t Vverck Gestelt Zijn , ed. by Johannes Gysius (Delft, 1626), pp. 480-92

As-Vijvers, Anne Margreet, ‘Het Mariaconvent (c. 1440-1579)’, De Weeshuiskazerne van Naarden: Over Susteren, Soldaten, Walen En Wezen; Red.: Anne Margreet As-Vijvers, Henk Schaftenaar , 1994, 9-24

Bynaeus, Antonius, Naardens Burger-Moort, Door de Spaansche Begaen Op Den 1/11 Dec. 1572 : Onder Een Verhandelinge van Diergelijke Wreetheijt, Door Jacobs Sonen Bedreven Aan de Inwoonderen van Sichem … , 1687

Duits, H., ‘“Zoo Deerlyk En ‘Vertooning”‘. Hortensius, Hooft En de Verwoesting van Naarden in 1572’, Accidentia , 1991, 184-94

Eekhout, Marianne. “Furies in beeld. Herinneringen aan gewelddadige innames van steden tijdens de Nederlandse Opstand op zeventiende-eeuwse schilderijen.” De Zeventiende Eeuw. Cultuur in de Nederlanden in interdisciplinair perspectief 30, nr. 2 (Februari 17, 2015): 243-66.

Fagel, R.P, Kapitein Julián: de Spaanse held van de Nederlandse Opstand (Hilversum: Verloren, 2011)

Hortensius, Lambertus, Hortensius over de Opkomst En Den Ondergang van Naarden , ed. by Albertus Perk, trans. by Petrus Hofman Peerlkamp (Kemink, 1866)

Hortensius van Montfoort, Lambertus, De Opkomst En de Ondergang van de Stad Naarden , trans. by W.A. Boekelman (Laren: Uitgeverij TIEM, 2008)

Kuijpers, Erika, and Judith Pollmann, ‘Why Remember Terror? Memories of Violence in the Dutch Revolt’, in Ireland: 1641: Contexts and Reactions , ed. by Micheál Ó Siochrú and Jane Ohlmeyer (Manchester: Manchester University Press, 2013), pp. 176-96

Kuijpers, Erika, ‘De wonden van een burgeroorlog. Ooggetuigen van het bloedbad van Naarden in 1572’, in Geschiedenis aan de Zuidas. Essays van VU-historici , ed. by Fred van Lieburg (Amsterdam: Prometheus, 2018), pp. 55-63

Lange, Pieter Willem de, Lambertus Hortensius, Theodorus Thesschen, and Lambert Rijkszoon Lustigh, ‘De Uitmoording van Naarden in 1572’, Tussen Vecht En Eem : Historisch Tijdschrift van de Stichting Tussen Vecht En Eem, Centrale Organisatie van Vrienden van de Historie van Het Gooi En Omstreken , 2 (1972), 135-80

Luitingh, J.C., De Lakenvolder van Naarden : Een Verhaal Uit Den Tachtigjarigen Oorlog (Utrecht, 1886)

[Pieter Aertsz], Moort-Dadich Verhael Vande Gheschiedenissen, Moort Ende Destructie Vande Stede van Naerden, Behoorende Onder’t Graefschap van Hollandt, Gheleghen in Naerdingerlandt, (Eertijts Also Genaemt) Ende Nu Goylant, Ghedaen by Den Spagniaerden Onder Den Velt-Oversten Don Frederico, Sone van Den Hertoghe van Alva, Gouverneur Generael Vande Nederlanden, Op Ten i. Decembris Ende Andere Daer Aen Volghende Daghen. (n.p., n.y.)

Schaberg, J.P., Zutphen En Naarden, of De Nieuwe Vuurproef Der Vrijheid (Wageningen: Bronsveld, 1872)

Tengnagel, Jan Gansneb, Verwoestingh Des Stadts Naerden (t’Amsterdam: by Nicolaes van Ravesteyn, 1660)

Westerman, M., Het Amsterdamsche Burgerfeest : Bij Het Uitreiken van de Gedenkpenningen Aan de Schutterij, Voor Den Betoonden Moed En Trouw Bij Het Beleg van Naarden … (Amsterdam: Westerman, 1816)