Oudenaarde liep bepaald niet aan de leiband van keizer Karel en de kerk van Rome. De aanloop naar de Opstand begon er al in 1539. Het Oost-Vlaamse Oudenaarde, gelegen aan de Schelde, genoot grote faam als producent van wandtapijten. De succesvolle tapijtwevers en kooplieden, georganiseerd in ambachten, eisten in dat jaar meer inspraak in het stadsbestuur en minder invloed van de bevoorrechte kloosters. Deze zelfbewuste en veelal goed opgeleide burgerij had handelscontacten met heel Europa, en kwam al vroeg in aanraking met alle nieuwe ideeën die zich in de loop van de zestiende eeuw verspreidden. In rederijkersspelen klonk eerst voorzichtig, maar allengs openlijker kritiek op kerk en overheid. Vanzelfsprekend trachtten kerk en overheid alles wat zweemde naar ketterij in de kiem te smoren, maar de leer van wederdopers, de leer van Luther en tenslotte Calvijn kregen meer en meer aanhang.
Aanleiding tot verscherpt toezicht was in 1545 de opvoering van een kritisch toneelstuk in het nabije Roborst. Deken en onderinquisiteur Petrus Titelmans begon dat jaar met de intensieve vervolging van ketters. Vooral onder de, in de rederijkerskamers actieve, tapijtwevers vielen veel slachtoffers, wat de gemoederen hoog deed oplopen. De hagenpreken die vanaf 1566 rond Oudenaarde gehouden werden trokken ondanks de repressie honderden toehoorders. Onder druk van de invloedrijke baron De Lalaing van het stadsdeel Pamele kwamen echter gematigder bestuurders in de magistraat. In 1566 trok de beeldenstorm vanuit Steenvoorde ook, via Pamele, de gehele stad Oudenaarde door. De stadhouder van Vlaanderen, graaf Lamoraal van Egmont , trachtte door het toestaan van beide geloven in de stad een modus vivendi te creëren, die ongedaan werd gemaakt na inkwartiering van enkele compagnieën Spanjaarden. In 1567 werd namens Alva een plakkaat uitgevaardigd waarin de nog jonge protestantse gemeente werd verboden. Het pas opgerichte kerkje moest worden afgebroken. Egmont liet nu een preekverbod uitvaardigen en na het in werking treden van Alva’s Bloedraad werden 51 personen in Oudenaarde terechtgesteld. Verbanningen en confiscatie van goederen kwamen vooral onder tapijtwerkers voor. In de roerige periode die daarop volgde trokken bosgeuzen, opstandige politieke bannelingen en ronddwalende bandieten onder leiding van kapitein Jacob Blommaert door de streken rond Oudenaarde. Blommaert die geuzenkapitein was ten tijde van de inname van Den Briel , Vlissingen en Oosterweel, besloot in 1572 ook Oudenaarde te veroveren, maar deze rebellie werd nog datzelfde jaar streng bestraft. Wederom kostte dit grote aantallen mensen, waaronder schoolmeesters, predikanten en tapijtwevers het leven. De bosgeuzen waren niet bij iedereen populair. Blommaert had tijdens zijn korte bewind namelijk vier geestelijken laten ombrengen, die na 1582 de martelaarsstatus zouden krijgen.
Na de dood van Requesens in 1576 maakten muitende Spaanse soldaten het platteland onveilig en zocht de bevolking een veilig heenkomen binnen de muren van Oudenaarde, dat daarmee een kwart van alle kasselrijbewoners herbergde, zo’n 8400 zielen. In het voorjaar van 1578 veroverde Gent , waar toen net een Calvinistische Republiek was gevestigd, de stad Oudenaarde en forceerde ook hier een protestantse machtswisseling, waarbij uiteindelijk een volkomen gereformeerd stadbestuur werd geformeerd. Aanvankelijk brak hiermee een periode van lokale godsdienstvrede aan, waarbij de beide geloofsuitingen werden toegestaan en veiligheid voor ieder was gegarandeerd. Maar al gauw bleek deze opzet te stranden door weerstand van de katholieken en een regelrecht schrikbewind van de Gentse machthebber Jan van Hembyze. Aan deze situatie kwam in juli 1582 een einde met de inname van de stad door Alexander Farnese , na een maandenlange belegering. Als gevolg van de krijgsverrichtingen, uitbraken van de pest en de religiedwang na de inname kwamen opnieuw enorme vluchtelingenstromen op gang naar het protestantse noorden en daalde de productie van de tapijtindustrie dramatisch. Van de 33.000 inwoners van de stad en haar omliggende platteland resteerden in 1600 nog slechts ongeveer 50%.
De nieuwe machtshebbers trachtten zo snel mogelijk de oude katholieke instituties weer te herstellen. Kloostergoederen werden aan de oude eigenaars geretourneerd, en in 1616 stichtte de kerk het jezuïtencollege om onderwijs naar de richtlijnen van het Concilie van Trente aan te bieden. De rederijkers mochten na 1601 niet meer in georganiseerd verband optreden en de enige publieke ceremonie die voortaan nog was toegestaan was een jaarlijkse processie in juli om het herstel van oude waarden te vieren. Wie de gereformeerde leer wilde aanhangen moest vertrekken met achterlating van al zijn bezittingen. Even ten oosten van Oudenaarde bleven echter zeven protestantse gemeenschappen bij de dorpen Horebeke, Ename en Mater hun geloof belijden met hulp van de classis Goes in Zeeland. Samen met de overgebleven gereformeerden in Gent droegen zij de door Lodewijk van Nassau gegeven naam: `De Vlaamse Olijfberg’.
In de jaren na de inname door Parma was Oudenaarde nog maar een schim van de trotse stad die het voor de opstand was, en het zou een eeuw duren voor de oude welstand zou zijn teruggekeerd. Pas na 1780, onder keizer Jozef II, maakte het Edict van Verdraagzaamheid protestantse erediensten weer mogelijk, maar hiervan profiteerde alleen ‘De Vlaamse Olijfberg’ want Oudenaarde had tot de inkwartiering van een Nederlands garnizoen in 1815 zelf geen gereformeerde gemeente meer. Pas in 1830 werd een Hervormd kerkgebouw in gebruik genomen, maar een maand later verliet het garnizoen de stad en ontvluchtte ook deze laatste predikant de stad Oudenaarde.
Evalien Zijlstra
Naslagwerken
1545-1575: Stedenatlas Jacob van Deventer : 245 stadsplattegronden uit 1545-1575 – schakels tussen verleden en heden / Reinout Rutte en Bram van Nieuwenhuyze ; cartografie Yvonne van Mil. – Bussum : THOTH ; Tielt : Lannoo, 2018: p. 196-197.
1612: Beschryvinghe van alle de Neder-landen door Ludovico Guicciardini, vermeerderde uitgave, p. 315-316.
Literatuur
Baelde, M., ‘Verzachting van strafbepaling voor een bekeerde ketter te Oudenaarde (1565)’ [Modération de la sanction pénale pour un ‘hérétique couverti’ à Audenard en 1565], De Biekorf LXXXII (Brussel 1982) 38-39.
Borremans, P., ‘Alexander Farnese bevrijdt Oudenaarde in 1582’, Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde XLIV (Oudenaarde 2007) 203-274.
Briels, J. Zuid-Nederlanders in de Republiek 1572-1630. Een demografische en cultuur-historische studie (Sint Niklaas 1985).
Brouwer, J. de, Bijdrage tot de geschiedenis van de kerkelijke instellingen en het godsdienstig leven in het land van Aalst tussen 1621 en 1796 (Aalst 1960).
Castelain, R., ‘De kasselrij Oudenaarde slachtoffer van het militair optreden van Malcontenten en Gereformeerden 1568-1582’ , Jaarboek van de geschied- en heemkundige kring “De gaverstreke” XI (Oudenaarde 1983) 97-124.
Castelain, R., ‘De blitscarriëre van Passchier en Anthonis Vandekerchove, Oudenaardse tapijthandelaars (2e helft 16 e eeuw)’, Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde XLI (Oudenaarde 2004) 97-124 en 297-316.
Criminele sententiën, uytgesproken door Schepenen van Audenaerde, in vierschare, van 19 decembre 1572- 6 april 1634 (Oudenaarde 1634) 1578.
Decavele, J., De eerste protestanten in de Lage Landen: geloof en heldenmoed (Zwolle 2004).
Decavele, J., ‘Enkele gegevens betreffende de relaties tussen het drukkerscentrum Emden en het gebied Gent-Oudenaarde tijdens het wonderjaar’, in: Liber amicorum dr. J.Scheerder ( Leuven 1987).
Decavele, J., De dageraad van de reformatie in Vlaanderen (1525-1565) . Verhandelingen van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, Letterkunde en Schone Kunsten van België (Brussel 1975).
Deweer, J.P., De militaire geschiedenis van Oudenaarde tot 1900 (Aalst 2009).
Devos, P., De Onze Lieve Vrouwe kerk van Pamele te Oudenaarde (Gent 1978).
Devos, P., Het stadhuis van Oudenaarde: een architekturaal overzicht (Oudenaarde 19990) . Plaatsingscode UB Leiden: 1758 F 32.
Dhaese, W. et al., Margaretha van Parma. Verhalen (Oudenaarde 2000). Plaatsingscode UB Leiden: 1758 F 20.
Dhondt, L., ‘Oudenaarde en het Oudenaardse in de 16 e eeuw’, in: L. Robyn, Historie van de ketterij te Oudenaarde (Oudenaarde 1982) 5-80.
Doesselaere, E., ‘Twist ende groote beroerte’, opstand in Oudenaarde 1539-1540 (Gent 2010).
Duverger, E., Jan, Jacques en Frans de Moor, tapijtwevers en tapijthandelaars te Oudenaarde, Antwerpen en Gent (1560 tot ca. 1680 (Gent 1960) uitgave Universitair Centrum voor Geschiedenis van de Vlaamse tapijtkunst.
Ghijs, N. e.a., Het Onze Lieve Vrouwen hospitaal te Oudenaarde en de zusters Bernardinnen, een bijdrage tot de ontsluiting van 800 jaar geschiedenis 1202-2002 (Gent 2004).
Groote, S., ‘De Calvinistische Republiek te Oudenaarde (1578-1582), een tijdelijke triomf voor de hervorming in de Zuidelijke Nederlanden’, Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde XXIV (Oudenaarde 1987).
Hulsbergen, S.J.M., ‘De verhouding van Zeeland tot de Protestanten in Vlaanderen in de XVIe en XIXe eeuw’, Bulletin der Vereniging voor de geschiedenis van het Belgisch Protestantisme (Middelburg 2008) 7-57.
Janssens, E., Les premiers développements du Protestantisme dans les Pays-Bas du Sud et la prise d’Audenarde par les Gueux des bois (Luik 1951).
Janssens, H.Q., ‘Vlaanderen in 1570, eene schets hoe men er voor de hervorming leefde en stierf’, Voor driehonderd jaren 2.1 (Harderwijk 1870).
Jonge, J.A., De Geuzenhoek te Horebeke, van geslacht tot geslacht (Horebeke 2000) 7-12.
Laan, P.H. van der, Pieter Datheen bij de opkomst van de Reformatie in Frans-Vlaanderen, in: Reformatie 59 (1984).
Lamont, K., Het wereldbeeld van de zestiende-eeuwse Gentenaar Marcus van Vaernewijck: een ideeën- en mentaliteitshistorische studie op basis van zijn kroniek, Van die beroerlicke tijden (Gent 2005).
Lerberghe, L. van en J. Ronsse, Audenaerdse Mengelingen, I-V (Oudenaarde 1846).
Liagre, G., Belgisch protestantisme in perspectief, doorkijkjes in 450 jaar ideeëngeschiedenis (Antwerpen 2011).
Marnef, G., The changing face of Calvinism in Antwerp, 1555-1585, in: A. Pettegree, A. Duke en G. Lewis ed., ‘Calvinism in Europe, 1540-1620’ (Cambridge 1994) 143-159.
Meersch, D.J.,Vander, Memoire justificatif du magistrat d’Audenarde sur les troubles arrivés en cette ville en 1566 (Gent 1842).
Merwe, H. te, Kapitein van de bosgeuzen (Vianen 1960).
Mullem, O. Van, ‘Een cleen tractaet van wonderlichede’, in: A. de Smet, De morte quinque sacerdotum (Brugge 1881).
Nuijtten, M., Petrus Titelmans (1501-1572), deken van Ronse en inquisiteur in Vlaanderen (Ronse 1965).
Ommeslaeghe, F. Van, Twintig bloedige jaren uit de geschiedenis van Oudenaarde voor en na october 1572 (Oudenaarde 1972).
Ommeslaeghe, F. Van, De Oudenaardse wandtapijten en hun wevers (Oudenaarde 1996).
Ramakers, B.A.M., Spelen en figuren, toneelkunst en processiecultuur in Oudenaarde tussen Middeleeuwen en Moderne Tijd (Amsterdam 1996).
Rammelaere, C., ‘Bijdrage tot de geschiedenis van het protestantisme in het Oudenaardse gedurende de moderne periode’, Handelingen der maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde van Gent XIV (Gent 1960) 101-115.
Robert, J. ed., Oudenaarse wandtapijten van de 16 de tot de 17 de eeuw (Tielt 1999).
Robyn, L., Historie van den oorsprong, voortgang en ondergang der ketterye te Oudenaarde 1566-1572 (Gent 1721).
Ronsse, J., Kapitein Blommaert, of De boschgeuzen te Audenaerde (Oudenaarde 1841).
Roosbroeck, R.van, Nederlandse vluchtelingen in Duitsland (1550-1600), (Leuven 1968) 30-31, 346-351.
Russe, J., ‘Le proces et le martyre de Hans Tuscaens à Audenarde en 1566’, Annalen van de Vereniging voor de geschiedenis van het Belgisch protestantisme II (Vilvoorde 1953) 90-122.
Sint-Walburgakerk Oudenaarde. – [S.l. : s.n.], 20XX. – 1 vouwbl. : plattegr. ; 21 cm. In map. Plaatsingscode UB Leiden: 1765 C 29.
Smet, A. de, Vijf martelaren van Audenaerde (Oudenaarde 1878).
Stabel, P., ‘De kleine stad in Vlaanderen, bevolkingsdynamiek en economische functies in de kleine en secundaire stedelijke centra in het Gentse kwartier (14 e – 16 e eeuw)’,in: Verhandelingen van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België 57.156 (Brussel 1995).
Staes, H., Martelaars van Oudenaarde, verhaal uit den tijd der beeldenstormers 1571-1572 (Brugge 1912).
Vaernewijck, M. Van, Van die beroerlijcke tijden in die Nederlanden en voornamelijk in Gendt, 1566-1568 (Gent 1872).
Vanwelden, M., Productie van wandtapijten in de regio Oudenaarde, een symbiose tussenstad en platteland (15 e tot 17 e eeuw) (Leuven 2006).
Verheyden, A.L.E., ‘ Le Protestantisme à Audenarde au XVIe siècle’ , Handelingen van de Koninklijke geschied- en oudheidkundige kring van Kortrijk XXII (Kortrijk 1946-1948) 3-45.
Verheyden, A.L.E., ‘Le Conseil des Troubles’, Histoire du protestantisme en Belgique et au Congo Belge 11 (Vilvoorde 1960) 30-137.
Waelkens, J.D. en J.Ketele, Klagschrift van J.D.Waelkens, pastor van Edelaere of Audenaerde, door de Geuzen ingenomen anno MDVLXXI (Oudenaarde 1836).
Wandtapijten uit Oudenaarde (Bergen op Zoom 1988).
Wiele, J. van de, ‘De overheidspolitiek ter bestrijding van de reformatie in Vlaanderen in de zestiende eeuw voor de beeldenstorm : een verhaal van warm en koud blazen’, in: H. Soly en R. Vermeir, Beleid en bestuur in de oude Nederlanden. Liber amicorum prof. dr. M. Baelde (Gent 1993) 415-422.
Yetzweirtius, Jacobus, Aldenardias sive De subdola ac furtiva Guesiorum in civitatem Aldenardensem irreptione, inauditisque ibidem flagitiis designatis … poëma (Gent, 1573).
Plaatsingscode UB Leiden: THYSIA 2498.