Juan Antonio de Vera y Figueroa, Conde de la Roca

Mérida, april 1563 – Madrid, oktober 1658

Diplomaat, politicus, historicus en publicist.

Don Juan Antonio de Vera publiceerde onder twee verschillende achternamen: De Vera y Zúñiga en De Vera y Figueroa. Hij was de eerste biograaf van Don Fernando Álvarez de Toledo, derde hertog van Alva (1507-1582).

Biografie

Juan Antonio de Vera was van oorsprong een Spaanse hidalgo , een man uit een lager adellijk geslacht uit Extremadura maar niet zonder belangrijke verwantschapsbanden met Spaanse grandes , als de hertogen van Benavente, Alba en Medina Sidonia. Zijn voorouders bezaten grond en heerlijkheden rondom de stad Mérida waar ze belangrijke bestuursfuncties uitoefenden en een fraai stadspaleis hadden laten bouwen. Onder zijn familieleden bestond grote belangstelling voor de letteren en de schone kunsten. Zijn grootvader, Luis de Ávila y Zúñiga, had zich nog onderscheiden als historiograaf van Karel V. In navolging van zijn vader, werd Juan Antonio echter voorbereid op een militaire en bestuurlijke loopbaan in dienst van de koning. Na een korte militaire campagne in Noord-Afrika stond voor Juan Antonio vast dat zijn belangstelling niet uitging naar het leger maar naar de wereld van de letteren en de diplomatie. Hij zou zich ook kundiger tonen met de pen en het gesproken woord dan met het zwaard. In 1610 deed Juan Antonio zijn eerste ervaring op in diplomatieke dienst als secretaris van de buitengewone ambassade naar Parijs onder leiding van de hertog van Feria. Aan het Franse hof maakte hij kennis met de hofintriges na de moord op Hendrik IV, de diplomatieke omgangsvormen en vaardigheden die hij tien jaar later verwerkte in zijn beroemde boek El Enbaxador . Maar in tegenstelling tot de handleidingen, geschreven door veel meer ervaren Spaanse diplomaten, was het werk vooral gebaseerd op theoretische in plaats van praktische kennis. In feite zou Vera pas later tijdens zijn ambassades en bijzondere missies voor de Spaanse koning in Italië de meeste praktische diplomatieke ervaring opdoen. Toch had het werk van de geroutineerde diplomaten niet zoveel succes als het vademecum van Vera.

Na zijn deelname aan het gezantschap in Parijs verbleef hij, afgezien van een aantal reizen naar het hof in Madrid en verschillende andere steden in Spanje, tot 1621 in Sevilla waar hij volop aan het culturele leven deelnam. Hij bezocht er de literaire salons van de graaf van Olivares en de hertog van Alcalá, de privé academies van Francisco de Pacheco, de schoonvader van Diego de Velázquez en die van Juan de Arguijo, waar Vera onder anderen Lope de Vega zou ontmoeten. In deze milieus die openstonden voor buitenlandse invloeden, met name uit Italië en de Nederlanden, ontwikkelde de jonge Vera zich tot een veelzijdig schrijver en een evenwichtige, vastberaden hoveling. Hij legde in zijn Sevillaanse tijd de basis voor het uitgebreide oeuvre waaraan hij zijn hele leven zou werken. Hoewel hij contact onderhield met grote Spaanse schrijvers en op de waardering van velen van hen voor zijn publicaties en diplomatieke werk kon rekenen, was hij in literair opzicht niet van hun kaliber.

Vera behoorde niet alleen tot de intellectuele kringen rond de graaf van Olivares, maar sinds het einde van de jaren 1610 was hij ook een van diens vertrouwelingen geworden die hun lot verbonden aan het politieke succes van de Andalusische staatsman. Dat legde hem ook geen windeieren. Al snel na het overlijden van Filips III en het aantreden van de nieuwe koning Filips IV slaagde Olivares door zijn overwicht over de jonge vorst erin de feitelijke macht naar zich toe te trekken. Vera kon zich daardoor verheugen in een koninklijke functie ( Gentilhombre de la Boca ) en naast allerlei toelages en gunsten verleende de koning hem in 1628 op voorspraak van Olivares de titel graaf van La Roca. Olivares zelf had zich door Filips IV al eerder op laten nemen in de exclusieve hoog-adellijke groep van de grandes van Spanje met een hertogelijke titel waardoor hij zich Conde-Duque ging noemen.

Samen met Francisco de Quevedo y Villegas, Francisco de Rioja en Antonio Hurtado de Mendoza en anderen stelde Vera zijn pen in dienst van Olivares om het politieke programma van het nieuwe regiem met publicitaire propaganda te ondersteunen. In 1627 kreeg hij de opdracht van Olivares om diens biografie te schrijven. Dit tot grote verontwaardiging van Hurtado omdat deze zich veel bekwamer achtte dan zijn collega die hij als een tweederangs schrijver en plagiaris beschouwde. Terwijl Quevedo later in conflict raakte met de Conde-Duque en zich tegen hem keerde in bittere, bijtende essays en Hurtado hem afviel na zijn politieke ondergang, volhardde Vera in zijn trouw aan zijn weldoener en diens ideeën. In volle overtuiging schreef hij ook na de val van Olivares in1643 propagandistische pamfletten ter verdediging van diens bewind. In die context moet de biografie van Alva ook worden begrepen. Zijn loyaliteit ging echter niet zo ver als die van Francisco de Rioja die niet alleen met Olivares in ballingschap ging, maar hem ook hielp met het schrijven van zijn memoires om de vele beschuldigingen tegen hem ingebracht, te weerleggen.

Naast de letteren wijdde De la Roca zijn leven ook aan de publieke zaak. Zijn lange, drukke publieke loopbaan stond in dienst van de koning wiens belangen hij als ambassadeur aan Italiaanse hoven behartigde. In 1625 werd hij voor korte tijd benoemd tot zaakgelastigde aan het hof van de hertog van Savoye. Hoewel Filips IV in 1628 hem vanwege zijn Italiaanse ervaring naar Mantua wilde sturen om er de Spaanse belangen te verdedigen in het netelige conflict over de hertogelijke opvolging aldaar, zond hij Don Juan Antonio opnieuw naar Turijn. In 1630 kwam het vredesverdrag van Cherasco tot stand dat een einde moest maken aan het Frans-Spaanse conflict over de opvolging in Mantua en Monferrato. Aanvankelijk weigerde Madrid het echter te ondertekenen omdat het niet alleen een oneervol verdrag was maar ook omdat het de positie van Frankrijk in Noord-Italië versterkte. De Conde de la Roca werd op zijn minst deels verantwoordelijk gehouden voor de ongunstige overeenkomst omdat hij een groot aandeel had gehad in de onderhandelingen en ontving een stevige reprimande. Waarschijnlijk heeft het voor Roca zo ongelukkige verdrag bijgedragen tot zijn overplaatsing van het hof in Turijn naar Venetië in 1632. Daar zou hij tien jaar van zijn diplomatieke carrière slijten. Zijn belangrijkste taken waren de Venetianen van hun vijandelijke plannen ten aanzien van Spanje af te houden en hen te overtuigen van de gevaarlijke intenties van Frankrijk om zijn macht in Italië uit te breiden. Het belangrijkste succes dat hij tijdens zijn missie in Venetië behaalde was dat de Venetianen geen alliantie met Frankrijk sloten maar besloten neutraal te blijven, ondanks alle pogingen van Richelieu. Eerst in 1644 na twee jaar als raadgever van twee Spaanse gouverneurs van Milaan te hebben gefungeerd en voor speciale missies door Italië te hebben gereisd, keerde Don Juan Antonio definitief terug naar Spanje. Als diplomaat was hij direct betrokken geweest bij het machtsverval van Spanje in Italië in de donkere tijden waarin Spanje in heel Europa gezichtsverlies leed zonder veel uitzicht op herstel. Ondanks de val van de eerste minister van Filips IV, de Conde-Duque de Olivares was zijn publieke rol niet uitgespeeld. In de Spaanse hofstad zou hij de koning nog dienen als lid van de raden van Financiën, Oorlog en West-Indië. Hij werd echter niet, wat hij wel had gehoopt, toegelaten tot de Raad van State, de meest prestigieuze van de koninklijke raden. In oktober 1658 overleed Don Juan Antonio de Vera in Madrid als een gefortuneerd man.

Werk

Vera liet zijn Alva-biografie Resultas de la vida de Don Fernando Álvarez de Toledo waarschijnlijk in 1643, toen hij adviseur was van de gouverneur van Milan, door een uitgever aldaar op de markt brengen. Over de ontvangst van het boek is niet meer bekend dan dat het in Madrid weinig reacties teweeg heeft gebracht en dat het bij één Milanese druk is gebleven, in tegenstelling tot veel van zijn overige publicaties. Opvallend is dat de andere zeventiende-eeuwse biograaf van de hertog, Antonio Ossorio het werk van Vera niet noemt in zijn Vida y hazañas de Don Ferenando Álvarez de Toledo, duque de Alba (1669) en er, voor zover is na te gaan, geen gebruik van heeft gemaakt. Het boek wordt ook door de meeste moderne historici over het hoofd gezien en veelal wordt onterecht het werk van Ossorio beschouwd als de eerste biografie van Alva. Zo ontbreekt Vera’s werk in de recente lijst van biografieën gepubliceerd in de acta van het congres ter gelegenheid van de herdenking van de 500 ste geboortedag van de Gran Duque. Ook bestaan er misverstanden over het boek. Maltby, en in zijn kielzog ook R. García Cárcel, bijvoorbeeld, verkeren in de veronderstelling dat het gaat om een bescheiden publicatie van een verzameling documenten omtrent Alva uit de zestiende en zeventiende eeuw. Bovendien vond Maltby het kennelijk niet de moeite waard om het te gebruiken voor zijn studie.

Het werk van Vera is zeker niet het eerste dat over Alva is geschreven. Juan Cristóbal Calvete de Estrella bijvoorbeeld publiceerde in 1573 een episch gedicht in het Latijn en Garcilaso de la Vega, een vriend en strijdmakker, componeerde gedichten over de hertog zijn daden op het slagveld. Antonio de Herrera y Tordesillas schreef biografische essays ter verdediging van Alva’s beschadigde imago. Resultas de la vida de Don Fernando is echter de eerste volwaardige biografie waarin het leven van de hertog van zijn geboorte tot zijn overlijden in Portugal wordt beschreven. Vera schreef als talentvolle, ervaren en belezen auteur een levendig historisch verhaal. Het beeld dat Vera toch vooral van Alva heeft willen schetsen is dat van een Spaanse hoge edelman die voldeed aan zijn en Olivares’ opvattingen over de functies van de adel. Het benadert het ideaal van de staatsman in dienst van de vorst, zoals Vera zich dat ook in El Enbaxador voorstelde. De edelen zijn degenen die de vorst met raad en daad moeten bij staan. Ze hebben een militaire plicht te vervullen maar ook moeten ze bestuurlijke taken uitvoeren als raadgevers, landvoogden en diplomaten. Ze moeten als onbaatzuchtige, deugdelijke en trouwe onderdanen hun talenten en materiële middelen in dienst stellen van hun vorst om diens macht te behouden en te vergroten. Hun daden dragen bij aan de reputatie van de monarch in wiens grootsheid ze mogen delen.

Vera houdt in de biografie van Alva de Spanjaarden, en in het bijzonder de hoge edelen een spiegel voor. Hij betreurt het machts- en prestigeverlies van Spanje in zijn tijd, maar meent, hoewel het water tot aan de lippen is gestegen, dat alles nog niet verloren is en dat behoud mogelijk is als er een voorbeeld wordt genomen aan het recente verleden ten tijde van Karel V en Filips II. Resultas de la vida is een politiek, propagandistisch werk waarin Vera een dringend beroep doet op de verantwoordelijkheid van de adel. Die moet een voorbeeld nemen aan Fernando Álvarez de Toledo en in zijn voetsporen treden. De auteur spreekt de Spaanse edelen rechtstreeks aan en roept hen op hun vorst te dienen door te woekeren met hun talenten. Hij stelt hun Alva voor als lichtend voorbeeld vanwege zijn prestaties, krachtdadige leiderschap, zijn trouw aan de vorst en onbaatzuchtige inzet voor de reputatie van de Spaanse monarchie.

De biografie van Alva was niet het enige werk van de Conde de la Roca en zeker niet het bekendste. Dat is buiten kijf El Enbaxador dat hem beroemd heeft gemaakt. Roca was een veelschrijver die niet schroomde plagiaat te plegen als het hem (politiek) uitkwam en door hemzelf vervalste documenten op te nemen in zijn werk om zijn argumenten kracht bij te zetten. Dat heeft hij ook in de biografie van de IJzeren Hertog gedaan. Vera beheerste vele vormen van de schrijfkunst. Zo publiceerde hij poëzie, essays, brieven, politieke manifesten, vertalingen en geëngageerde geschiedenis met een politiek karakter. Veel van zijn werk is in drukvorm uitgegeven waarvan zijn El Enbaxador in diverse talen.

Maurits Ebben

27 juli 2020

​Werken

El enbaxador (Sevilla 1620).

Epítome de la vida y hechos del invicto emperador Carlos V (Madrid 1622).

Resultas de la vida de don Fernando Alvarez de Toledo, terçero duque de Alva / escrita por don Iuan Antonio de Vera y Figueroa, conde de la Roca. – [Milan : s.n], [1643]. – [12], 215, [1] p.
Plaatsingscode UB Leiden: 181 G 32.

Fragmentos históricos de la vida de don Gaspar de Guzmán, conde de Olivares (Madrid 1627).

El rey don Pedro defendido (Madrid 1647).

Literatuur

Davies, G.A., ‘The Influence of Justus Lipsius on Juan de Vera y Figueroa’s Embaxador (1620)’, in Bulletin of Hispanic Studies , 42 (1965) 160-173.

Ebben, M., ‘Alba’s First Biographer: Juan Antonio de Vera y Figueroa. Count of la Roca, 1583-1658’ in: idem e.a., ed., Alba: General and Servant to the Crown (Rotterdam 2013) 349-368, 446-450.

Fernández-Daza Álvarez, C., El primer conde de la Roca (Badajoz 1995).

García Arias, L., Las embajadas de don Juan Antonio de Vera y Zúñiga en Italia (Madrid 1950).

Ginarte González, V., El conde de la Roca, 1583-1658. Un diplomático extremeño en Itali a (Madrid 1990).

Mattingly, G., Renaissance Diplomacy (Boston 1955) 181-191.​