Jan van Hout


Opte Duyfkens de blijde tijdinge brengende vant Leytsche ontset

[Tekst wordt nog geüniformeerd]

1 Terwijl den zwarten Peen, het Palladijnsche Leyden

Beleyde’ omringende de wallen, muyren, vest,

En dat om zwaerder peen, haer borgeren meest schreyden,

Peen, die hem God toe zondt, als hongernoot en pest,

5 Rontsom men schansen ziet, naer Noort, Oost, Zuyt, en West:

Begraven isse’ alom, den vyant waecte’ om winnen yet,

Zo dat zijn trotsen mont, dorst roemen op het lest

Om hier te raecken in, zelfs Iupin const beginnen niet:

Dione’ heeft dit gehoort, daer zy in thooch van haer tinnen ziet:

10 Mijn hart gunt LEYDEN goet (sprac zy) tza Duyfkens geyl,

U vlugge vlogelkens ontspreyt, en recht daer binnen vliet,

Deursnijt de lichte locht, en draecht hem van haer heyl

Veel blijder tijdingen, u wech is niet onveyl,

Mer onbezet. Mars ziet, is van des Moors goetgonderen:

15 Ic van den Batavier, Neptuyn die de bezeyl-

de zee gebiet, ooc den Iupin, God van de donderen

Dees vougen hem by my, wel ist dan te verwonderen

Dat LEYDEN wert onzet? elc brengt tzijne’ om verblijden ,,by’

Iupin zijn stormend weer, Neptuyn vervult de bonderen

20 Mit zee, mijn Duyfkens ic, dus LEYDEN wert dees tijden ,,vrij:

Vliet wech Spec, zucht en zecht, dat jegens God quaet strijden ,,zij.

Uit: J. van Hout, Der Stadt Leyden Dienst-bouc. Leiden 1602, fol. [A 1 verso].

1 den zwarten Peen : een van de vele scheldwoorden voor de Spanjaarden of wellicht speciaal bedoeld voor een in het zwart geklede capitano Francisco de Valdez die aan het hoofd stond van de belegeraars in 1574?; Palladijnsche : aan de godin van de wijsheid Pallas (Minerva) toegewijde (is een clichéterm met betrekking tot de universiteit, anachronistisch gebruikt, want Leiden bezat pas in 1575 een universiteit); 2 Beleyde ‘: belegerde; 3 peen : straf (van het Latijnse poena ); 4 hem : haar; 6 Begraven : omwald; 7 roemen : snoeven; 8 Om hier te raecken in, zelfs Iupin const beginnen niet : zelfs de oppergod Jupiter zou het nog niet lukken om Leiden te overmeesteren; 9 Dione : Venus (beschermgodin van Troje en Rome); 10 goet : het goede; Duyfkens geyl : Venus wordt afgebeeld met twee duifjes als attribuut; 12 hem van haer heyl : hun van hun redding; 13 onveyl : onveilig; 14 Mars ziet, is van des Moors goetgonderen : de oorlogsgod Mars is namelijk op de hand van de Spanjaard; 15 Ic van den Batavier : ik (daarentegen ben op de hand) van de Hollander; Neptuyn : de zeegod Neptunus (staat voor de overstromingen doordat Oranje de dijken had laten doorsteken om de geuzen Leiden via het water te laten ontzetten); 16 Iupin : Jupiter staat hier voor de zware najaarsstorm in de nacht van 2 op 3 oktober (waardoor de slecht onderhouden muren van Leiden ten dele instortten en de Spanjaarden het op een lopen zetten vanwege het kabaal); 19 bonderen : beemden, graslanden; 21 Spec : toen een bekend scheldwoord voor Spanjaard.