Grafschrift op Charlotte de Bourbon
Uit: J. van Vloten, Nederlandsche geschiedzangen , II, 274.
Oorspronkelijke bron in de: Bibliotheca Duncaniana, Den Haag.
O fataal termijn, duchtige memorie, Sober glorie!
Wie is ‘t, die gy roept tuwer consistorie,
Willet hier verclaren;
Een, d’alderedelste, godvruchtigste ciborie,
Int bloeisel van haer jaren;
Charlotte van Bourbon, wettige huisvrouwe Van Nassouwe,
Vruchtbarighe ranke, totter doot getrouwe,
Manierich van seden;
Haer presentie was soet boven ‘s hemels douwe,
Den vijfden dach Mey sy haer einde dede, Met geduldichede,
En was begraven tot deser stede.
Haer lichaem sal hier rusten, dat is waerachtich,
Al hoort men elck klachtich,
Maer den geest rust voorts in Gods hant eendrachtich,
Binnen ‘s hemels erven.
Eilaes! maekt rouwe met sinnen aendachtich,
Gelijck men Joseph sach rouwe verwerven,
Om zijns vaders derven,
En, eer comt de dach, leert geduldich sterven.