1587


Lofdicht op de graaf van Leicester

Uit: J. van Vloten, Nederlandsche geschiedzangen , II, 1864, 299.
Oorspronkelijke bron: Corte verklaringhe van die verthoninge op den Incoomst van zijnder Excell. b. Alckmaer ; anno 1587. In: Bibliotheca Thysiana, Universiteitsbibliotheek Leiden.

O edele en vrome prince, in duechden verheven,
Vermaert in oprechticheyt, en godvruchtich van leven,
Verselt met wijsheyt, die dochter der memorie,
En met sterckheyt, die macht van wapenen voert in glorie;
Die, door u vrijwillighe liefde en oprechte ghenegentheyt,
Baert vierich verlanghen in onse teghenheyt,
Om te bedwinghen inquisitie, brant, rooff, moort, en ghewelt,
Die mijn in dese ellenden deerlijck hebben ghestelt; –
Wellecoom moet zijn u Excell. van herten-wenschen,
Die langh’ verbeyt is van alle vroomhertighe menschen,
Opdat u Ghenade Iustitia, en Politia, vol eeren,
Wederom ghelieve op te queecken en doen flooreeren,
Door u oprechte begheerte en vroom ghemoet,
Oock door ghetrouheyt en volstandicheyt t’onsen behoet;
Om door u te moghen verwoestingh’ en tyranny versetten,
En wederom gheregheert worden nae ons oude wetten,
Vry van conscientijs’ dwang, die reden ghehoorsaem,
Tot loff, prijs, en eer, van Gods heylighe naem.