Triumphe van den Gereformeerden Duivel
onder sijne Synode, vergadert tot Dordrecht
Toen in Hollandt tot Dort de Synode was begonnen,
Vierde de Duivel voor de Hel met piktonnen:
Want al heeft hij alom veel vrienden en knaepen woonen,
Nochtans en kreeg hij nooit bij een alsulke persoonen,
En nergens op aerde vergaderde alsulke Raedt,
Om te bewijsen, dat Godt is oorsaek van alle quaedt;
Of dat hij den mensch ondoenlijke dingen gebiedt;
Of eeuwelijk verdoemt de gestorvene sielen om niet:
Want al is ‘t, dat de Duivel wel weet door reden,
Dat dit geheel strijdt tegens alle goddelyke seden;
Nochtans is hij blij, dat soo veel kloeke mannen
Leeren Godt te wesen een Prinse der Tyrannen,
En dat Godt van eeuwigheit den vrijen wil heeft gebonden,
Willende als vriendt kiesen d’een, en d’anderen verwerpen als honden.
En hoopt door dees’ leer te krijgen met groote hoopen
De geenen, die meinen ‘t quaedt niet te konnen ontloopen.
Dies bedankt hij Calvijn, voor dit nieuw kamerspel,
En d’anderen sal hij bedankten, als sij komen in de Hel.
Vidt L.B.A.
Bij Antonij Spierinx de jonge, in de Kamerstraet.
Dit anti-contra-remonstrantse gedicht werd verspreid en zelfs op de deur geplakt van de vergaderzaal van de Dordtse synode uit 1619. Het werd door Gerard Brandt gepubliceerd in deel III van zijn Historie der Reformatie (4 dln., Rotterdam, 1671-1674). Het gedicht verscheen op blz. 419 van deel III en werd door de Staten van Holland verboden. Daarop werd de bladzijde vervangen door een pagina zonder het gedicht. Sommige edities hebben beide versies.