Klinckdicht
Uit: Vondel, Werken , III, 126.
Door Joost van den Vondel
Philips had korts ghedroomt, hy sou heel Holland dwingen,
En Zeeland op een’ sprong: maer Henrick veel te gaeu,
En ‘tminste niet verschrickt voor Spaensche tigerklaeu,
Bestond, met maght en moed, de stad van Grol t’omringen.
De posten inder ijl met dese tijding gingen
Na Spanjen: d’avondvorst riep eerst, dat luyd te blaeu:
Maer seker onderricht, besweeck hy en werd flaeu,
En sprack: verlies ick Grol, adieu mijn graefschap Lingen.
Terwijl was Spinola om geld belaên te hoof:
Hy leende’t hier op borg, en daer op goed geloof;
Maer al vergeefs helaes! hy bleef een ydel hoper:
Want doen Philippes socht na Phlippen in sijn’ kas,
Bevond hy dat sijn’ munt van stof verandert was,
Het goud in lood verkeert, het silvergeld in koper.