​Fernando de Bernuy

Calvinistisch kerkleider en financier van de Opstand

Antwerpen, 1518 – Goch, 1573

Biografie

Fernando de Bernuy behoorde tot een Castiliaanse familie met joodse wortels. In het laatste derde van de vijftiende eeuw zwermde de familie uit over Europa en op die manier kwam ook een familietak in Antwerpen terecht. Fernando de Bernuy sr vormde in die laatste stad een schakel van de handelscompagnie de Bernuy die een dominante positie in de pastelhandel had verworven. In de jaren veertig en vijftig van de zestiende eeuw was de compagnie de Bernuy bij de rijkste handelshuizen in Europa. Fernando sr behoorde in het eerste kwart van de zestiende eeuw samen met vertegenwoordigers van de families De Haro, De Vaille en De Almaras tot de kern van de Spaanse koopliedennatie. Opvallend is dat deze families intense familierelaties ontwikkelden en huwden met een vrouw uit de Nederlanden. Zo huwde Fernando sr met Isabel of Lysbeth van Bombergen, telg uit een rijke koopmansfamilie. Fernando sr wist talrijke huizen en landerijen te verwerven in en rond Antwerpen. Zijn rijkdom blijkt ook uit het feit dat hij optrad als geldschieter voor Karel V. Fernando sr manifesteerde zich als een onverdacht katholiek wat onder meer bleek uit schenkingen die hij deed aan de Onze-Lieve-Vrouwkerk.

Uit het huwelijk van Fernando sr en Isabel van Bombergen werden zes kinderen geboren. Fernando jr werd als oudste telg in 1518 geboren.  In 1545 huwde hij met de uit Brugge afkomstige Anna de Caron die de dochter was van Noël de Caron die schepen was in het Brugse-Vrije en het tot kamerheer aan het hof van Karel V bracht. Als oudste zoon zette Fernando jr de activiteiten van zijn vader als koopman en financier verder. Samen met een aantal andere Antwerpse kooplieden was hij betrokken in de handel op het Balticum en op Rusland wat wijst op een diversificatie van de handelsactiviteiten. Fernando jr behoorde tot de financiële elite van Antwerpen. Wanneer de stad in 1552 een gedwongen lening betaalde aan Karel V behoorde hij met een bedrag van 3000 gulden op een totaal van 552 contribuanten tot de absolute top. Een bewijs van zijn economisch succes – én van zijn integratie in de Antwerpse samenleving – was het feit dat hij in 1555 zijn intrede deed in de Antwerpse stadsmagistraat. Het bleef echter bij een eenmalige verkiezing. Dat was op zich niet ongewoon voor nog actieve kooplieden maar het is ook mogelijk dat twijfels aan zijn rechtgelovigheid een rol gespeeld hebben. In de jaren zestig komen Fernando’s sympathieën voor het calvinisme alvast tot uiting hoewel hij daarbij de nodige voorzichtigheid aan de dag legde. In 1565 liet de Spaanse ambassadeur in Frankrijk aan Filips II weten dat Fernando de Bernuy predicaties in een van zijn huizen toeliet.

Tijdens het Wonderjaar manifesteerde  Fernando de Bernuy zich als een van de leiders van de calvinistische gemeenschap te Antwerpen. Na de aanbieding van het Smeekschrift kende het calvinisme in de Scheldestad een sterke expansie. Na de beeldenstorm van 20-23 augustus 1566 onderhandelde de door de landvoogdes naar Antwerpen gezonden Willem van Oranje een akkoord met de leiders van de calvinistische en de lutherse kerk. Deze onderhandelingen leidden tot het 2 september akkoord dat de calvinistische en lutherse kerk voor het eerst officieel erkende en hun kerkleiders toestemming gaf tot het inrichten of oprichten van kerkgebouwen. Het is in het kader van dit 2 september akkoord dat we Fernando de Bernuy op de voorgrond zien treden als één van de leiders van de calvinistische kerk van Antwerpen. Willem van Oranje had gevraagd dat drie leiders van de calvinistische kerk zich elk borg zouden stellen met een bedrag van 3000 gulden en onder hen bevond zich Fernando de Bernuy. De andere twee waren Karel van Bombergen – langs moederszijde verwant aan de Bernuy – en Marcus Perez, een koopman-financier van Spaans-joodse afkomst. Als ouderling van de Nederlandstalige calvinistische kerk bekleedde Fernando de Bernuy een centrale positie.

De Bernuy trad tijdens het Wonderjaar echter ook op het politieke voorplan. Dat was gezien zijn positie als rijk koopman-financier haast onvermijdelijk. Zo is het geen verrassing dat hij een sturende en ondersteunende rol speelde bij het drie miljoen goudgulden rekwest dat in de schoot van de calvinistische kerk was opgesteld met de bedoeling om religievrijheid af te kopen van de koning. Het initiatief werd ook gesteund door de lutheranen maar toen bleek dat Filips II hierop onmogelijk kon ingaan werd het geld ingezameld om de verzetsbeweging tegen de Spaanse politiek te financieren. Het was de calvinistische kerk van Antwerpen die de leiding nam in de organisatie van het drie miljoen gulden rekwest en een netwerk van agenten uitstuurde om geld in te zamelen. Fernando de Bernuy speelde daarbij opnieuw een sleutelrol.

Na de slag van Oosterweel (13 maart 1567), waarbij een geuzenleger door koninklijke ordonnantiebenden in de pan werd gehakt, kwam het gedurende twee dagen tot een krachtmeting in Antwerpen. De calvinisten verzamelden hun troepen op de Meir, maar omdat de lutheranen samenspanden met de katholieken trokken ze zich, geconfronteerd met de overmacht, terug. Fernando de Bernuy speelde ook tijdens die episode een leidinggevende rol, maar wellicht verliet hij al rond 20 maart de stad, beseffend dat de zaak voor de calvinisten verloren was.

Na het Wonderjaar focuste de door de hertog van Alva opgerichte Raad van Beroerten op de bestraffing van de hoofdschuldigen van de troebelen van het Wonderjaar. De leiders van de calvinistische kerk stonden daarbij bovenaan op het lijstje en het is dan ook niet verwonderlijk dat Fernando de Bernuy op 14 mei 1568 samen met zijn vrouw Anna de Caron verbannen werd. De beschuldiging luidde dat hij calvinistische predicaties had bijgewoond, lid van de kerkenraad was geweest en zich mee had ingezet voor de bouw van calvinistische tempels. De goederen van Fernando werden op last van de Raad van Beroerten geconfisqueerd. Uit het bewaard gebleven confiscatiedossier blijkt dat hij een onroerend vermogen bezat met een waarde van 144.380 gulden. Daarmee was Fernando de Bernuy veruit de rijkste calvinist die te Antwerpen voor de troebelen tijdens het Wonderjaar vervolgd werd.

Net als vele geloofsgenoten koos Fernando de Bernuy samen met zijn vrouw voor de ballingschap. Hij begaf zich naar Goch in het land van Kleef waar een kleine Nederlandstalige vluchtelingenkerk gevestigd was. De kerkenraadsacta die vanaf 1570 bewaard zijn gebleven tonen dat Fernando er actief was als ouderling. De kerkenraad vergaderde regelmatig in zijn huis en ook wanneer hij niet als ouderling fungeerde, bleef hij een grote invloed uitoefenen in de gemeente. Vanuit Goch onderhield hij contacten met andere geloofsgenoten, onder meer met Marcus Perez die in Bazel een toevlucht had gevonden en van daaruit de Opstand financierde. In 1570 zien we Fernando de Bernuy ook opduiken als getuige bij een doop in de vluchtelingenkerk van Frankenthal.  In 1573 overleed hij te Goch. ​

Het weinige en erg verspreide bronnenmateriaal laat niet toe om Fernado de Bernuy’s rol en positie in het netwerk van het internationale calvinisme precies te reconstrueren maar dat hij in dat netwerk een actieve rol vervulde is wel duidelijk. Dat laatste geldt overigens ook in zekere mate voor zijn twee zoons Fernando en Jacob. In mei 1566 schreven zij zich allebei in aan de universiteit van Orléans voor een opleiding in de rechten. In 1570 immatriculeerden ze dan weer allebei aan de universiteit van Bazel en twee jaar later zien we Jacob opduiken aan de universiteit van Heidelberg die op dat moment onder calvinistische invloed stond. In 1579-1580 schreven beide boers een opdracht in het album amicorum van Marie de Marnix, de dochter van Filips van Marnix. Filips van Marnix verbleef toen met zijn gezin op de citadel van Antwerpen waar Willem van Oranje zijn hofhouding hield. Fernando de Bernuy maakte in de jaren 1578-1583 deel uit van het hof van Oranje en verbleef eveneens in één van de huizen op de citadel. Fernando bleef in dienst van de Oranjes. Vanaf 1591 fungeerde hij als drossaard van Breda en behartigde hij er de belangen van prins Maurits.

Guido Marnef

25 juli 2020​

Onuitgegeven bronnen

Stadsarchief Antwerpen

Certificatieboeken, 25, f. 387v°

Privilegekamer, 660, f. 1v°; 1341, f. 306r°; 1568, passim.

Scheperegisters, 307, f. 67r°.

Tresorij, 1713, f. 2

Algemeen Rijksarchief Brussel

Handschriftenverzameling/Manuscrits divers, 182, f. 379r°, 395v°

Raad van Beroerten, 170/1, f. 51r°

Rekenkamer. Acquiten, 3614B en 3617, losse stukken.

Rekenkamer. Registers, 11, f. 8r°, 9v°-10r°; 18.312, f. 1v°; 18.313, f. 8v°-22v°; 18.315, f. 125r°.

British Library Londen, Sloane Ms., 851, f. 73r°, 95r° [Album amicorum Marie de Marnix]

Uitgegeven bronnen

Booma, Jan G.J. (ed.), Communio clandestine. Archivalien der Konsistorien der heimlichen niederländischen reformierten Flüchtlingsgemeinden in Goch und Gennep im Herzogtum Kleve, 1570 – circa 1610. (Schriftenreihe des Vereins für Rheinische Kirchengeschichte, vol. 178), dl. I, Bonn: Habelt, 2011, p. 178, 185-189, 193.

Papebrochius, Daniel, Annales Antverpienses ab urbe condita ad annum M.DCC, ed. F.H. Mertens en E. Buschmann, dl. II, Antwerpen: J.E. Buschmann, 1845, p. 384-394.

Ridderikhoff, Cornelia M. (ed.), Deuxième livre des procurateurs de la nation germanique de l’ancienne université d’Orléans 1546-1567. Première partie. Vol. II : Texte des rapports 1561-1567, Leiden : Brill, 1988, p. 514.

Toepke, Gustav (ed.), Die Matrikel der Universität Heidelberg von 1386 bis 1662, dl. II, Heidelberg: Selbstverlag des Herausgebers, 1886, p. 64.

Velden, A. von den (ed.), Registres de l’Église Réformée Néerlandaise de Frankenthal au Palatinat 1565-1689, dl I, Brussel : Société d’Histoire du Protestantisme belge, 1911, p. 8.​

Literatuur

Bomberghen, Henri van, Généalogie de la famille van Bomberghen, Brussel : Havermans, 1914, p. 23.

Bösken, W., ‘Die Niederländische Flüchtlingsgemeinde zu Goch und ihre Ordnung von 1570’, Zeitschrift des Bergischen Geschichtsvereins 36 (1902), p. 188-210.

Casado Alonso, Hilario, ‘Finance et commerce international au milieu du XVIe siècle : la compagnie des Bernuy’, Annales du Midi : Revue de la France méridionale 103 (1991), 323-343.

Caster, Gilles, Le commerce du pastel et de l’épicerie à Toulouse (de 1450 environ à 1561), Toulouse : Privat, 1963.

Delen, Marie-Ange, Hof en hofcultuur rondom Willem van Oranje (1533-1584). Doctoraatsproefschrift Universiteit Leiden, 2001, p. 335-336. Handelseditie: Het hof van Willem van Oranje, Amsterdam : Wereldbibliotheek, z.j.

Fagel, Raymond, De Hispano-Vlaamse wereld. De contacten tussen Spanjaarden en Nederlanders 1496-1555. (Archief- en Bibliotheekwezen in België, Extranummer 52), Brussel: Archief- en Bibliotheekwezen in België, 1996, p. 71, 101, 108-109.

Gilly, Carlos, Spanien und der Basler Buchdruck bis 1600. Ein Querschnitt durch die spanische Geistesgeschichte aus der Sicht einer europäischen Buchdruckerstadt, Basel – Frankfurt am Main: Helbing & Lichtenhahn, 1985, p. 417-419, 424.

Guggisberg, H.R., ‘Die niederländischen Studenten an der Universität Bsel von 1532 bis zum Ende des 17. Jahrhunderts’, Basler Zeitschrift für Geschichte und Altertumskunde 58-59 (1959), 231-288, spec. p. 278.

Immerseel, RH.M. van, Breda 1568-1600; de politieke elite in een frontierstad, Breda: Gemeentearchief, 1999, p. 68-73, 78-79.

Marnef, Guido, Antwerpen in Reformatietijd. Ondergronds Protestantisme in een internationale handelsmetropool, 1550-1577. Onuitgegeven doctoraatsproefschrift KULeuven, 1991, dl. II, p. 157-158 (n° 51), p. 174 (n° 129).

Marnef, Guido, Antwerp in the Age of Reformation: Underground Protestantism in a Commercial Metropolis, 1550-1577, Baltimore – Londen: Johns Hopkins UP, 1996, spec. hoofdstuk 6.

Marnef, Guido, ‘The dynamics of Reformed militancy in the Low Countries: the Wonderyear’, in: N. Scott Amos, Andrew Pettegree en Henk van Nierop (eds.), The Education of a Christian Society. Humanism and the Reformation in Britain and the Netherlands, Aldershot: Ashgate, 1999, p. 193-210.

Marnef, Guido, ‘Multiconfessionalism in a commercial metropolis: the case of 16 th -century Antwerp’, in: Thomas Max Safley (ed.), A Companion to Multiconfessionalism in the Early Modern World, Leiden – Boston: Brill, 2011, p. 75-97, spec. p. 76-78.

Nielsen, Bruce, ‘Daniel van Bombergen, a bookman of two worlds’, in: Joseph R. Hacker en Adam Shear (eds.), The Hebrew Book in Early Modern Italy, Philadelphia: University of Pennsylvania Press, 2011,  p. 56-75, spec. p. 62-66.

Prims, Floris, Het Wonderjaar (1566-1567) , Antwerpen: Bureel der Bijdragen tot de Geschiedenis, 1941, p. 344, 382-383.

Roosbroeck, Robert van, Het Wonderjaar te Antwerpen 1566-1567. Inleiding tot de studie der godsdienstonlusten te Antwerpen van 1566 tot 1585, Antwerpen: De Sikkel, 1930, p. 10, 95, 145, 181, 236-237, 321.

Soly, Hugo, Urbanisme en kapitalisme te Antwerpen in de 16 de eeuw. De stedebouwkundige en industriële ondernemingen van Gilbert van Schoonbeke, Brussel: Gemeentekrediet van België, 1977, p. 111-112.

Tracy, James D., Emperor Charles V, Impresario of War. Campaign Strategy, International Finance, and Domestic Poltics, Cambridge: Cambridge UP, 2000, p. 10.

Vermaseren, B.A., ‘The Life of Antonio del Corro (1527-1591) before his stay in England. I. In Spain and France’, Archief- en Bibliotheekwezen in België 57 (1986), 530-568, spec. p. 553-554.

Vroom, Willem H., De Onze-Lieve-Vrouwekerk te Antwerpen. De financiering van de bouw tot de beeldenstorm, Antwerpen – Amsterdam: De Nederlandsche Boekhandel, 1983, p. 62.

Wells, Guy E., Antwerp and the Government of Philip II: 1555-1567, Onuitgegeven Ph.D. dissertation, Cornell University, 1982, p. 112-114, 316.

Wijnroks, E.H., Handel tussen Rusland en de Nederlanden 1560-1640. Een netwerkanalyse van de Antwerpse en Amsterdamse kooplieden, handelend op Rusland, Hilversum: Verloren, 2003, p. 77-78, 170-171.