Johannes Calvijn / Jean Calvin


Inleiding

Alhoewel Nederland volgens het populaire spraakgebruik een calvinistische natie is, was van substantiële invloed van Calvijn op het begin van de Nederlandse reformatie geen sprake. Verschillende groeperingen streefden allemaal op hun eigen wijze naar een reformatie van de bestaande kerk of naar de totstandkoming van een nieuwe kerk. Mensen die kritisch stonden tegenover de katholieke kerk kwamen op eigen initiatief samen om uit de bijbel te lezen, te luisteren naar stichtelijke toespraken en liederen te zingen. Van een georganiseerde reformatie met een bepaalde persoon of bepaalde personen als initiator was geen sprake. Vanaf ongeveer 1545 werd dat anders. Door middel van de publicatie van geschriften en het onderhouden van een uitgebreid correspondentienetwerk trachtte Calvijn vanuit Genève de godsdienstige situatie in de Lage Landen in de door hem gewenste richting bij te sturen. Geleidelijk aan ontstond in de Lage Landen een calvinistische stroming die voor belangrijke beslissingen nadrukkelijk naar Genève keek. Deze werkwijze is tekenend voor Calvijn. Calvijn was een reformator van de tweede generatie, die ten tonele verscheen nadat mensen als Luther en Zwingli het kerkelijk landschap al danig in beroering hadden gebracht. Vanuit zijn toevluchtsoord Genève probeerde Calvijn op de godsdienstige situatie in verschillende landen een stempel te drukken.

Biografische gegevens

Johannes Calvijn werd in 1509 in Noyon geboren. Vanaf 1523 studeerde hij achtereenvolgens in Parijs, Orléans en Bourges. Over deze studietijd is weinig bekend: we weten bijvoorbeeld niet hoe Calvijn stond tegenover de verspreiding van lutherse geschriften in Parijs of hoe hij dacht over de veroordeling van ‘ketters’. Uit Calvijns commentaar op Seneca’s ‘De Clementia’ uit 1532 blijkt wel dat hij een grondige kennis van de klassieke auteurs had verworven. Tussen 1533 en 1535 besloot Calvijn vervolgens te breken met de oude kerk en te kiezen voor de reformatie. Ook over het exacte hoe en waarom van deze bekering weten we weinig. In november 1533 hield Nicolas Cop zijn rectoraatsrede aan de universiteit van Parijs. In deze rede had Calvijn de hand gehad. Omdat er reformatorisch getinte elementen in waren verwerkt, veroorzaakte deze rede opschudding. Calvijn voelde zich gedwongen Parijs te ontvluchten. Ruim een half jaar later (mei 1534) deed Calvijn afstand van zijn prebende in Noyon. Na de ‘Affaire des Placards’ waarbij Franse protestanten plakkaten verspreidden met een beledigende tekst over de mis, belandde Calvijn in de protestantse stad Bazel. Vanuit deze stad publiceerde hij de ‘Institutie’. Dit catechetische werk trok de aandacht. In de opdrachtbrief aan de Franse koning brak Calvijn een lans voor de reformatie en trachtte hij de beschuldiging dat de reformatie niets anders teweeg bracht dan oproer en sekten te weerleggen. In 1536 nam Calvijns carrière een beslissende wending: in juli belandde hij in Genève. Toen Calvijn daar aankwam, was de stad net overgegaan naar de reformatie. In Genève werd Calvijn de rechterhand van de oudere Guillaume Farel. Farel en Calvijn waren geen gelukkige combinatie. Beiden hadden een gebrek aan tact en wilden in ijltempo een rigoureuze reformatie van de kerk doorvoeren zodat ze samen al spoedig in conflict kwamen met de Geneefse overheid. In 1538 werden beiden de stad uitgezet. Calvijn werd dankzij Martin Bucer predikant van de Franse vluchtelingengemeente in Straatsburg. Martin Bucer oefende in de jaren die volgden een grote invloed uit op Calvijn. Met name Bucers ideeën hoe een kerk zou moeten worden georganiseerd, werden voor Calvijn belangrijk. In 1541 keerde het tij in Genève en werd Calvijn opnieuw predikant in die stad. In de periode die volgde zette Calvijn de kerk van Genève op poten: hij voerde vier ambten in (doctoren, belast met het onderricht; oudsten, belast met de kerkelijke tucht; predikanten voor de verkondiging van het Woord en voor de bediening van de sacramenten; en voor de armenzorg de diakenen). Genève werd onder Calvijns leiding een soort voorbeeld van reformatie waaraan ook andere reformatorisch gezinden zich spiegelden. Naast deze organisatorische activiteiten was Calvijn druk met preken en schrijven. Ook in deze tweede Geneefse periode had Calvijn te maken met grote interne spanningen. Zowel hijzelf als de meerderheid van zijn medepredikanten was afkomstig uit Frankrijk. Genève werd in deze jaren overspoeld door Franse vluchtelingen. Deze gegevens riepen bij de autochtone bevolking de vrees op ondergesneeuwd te raken bij de Fransen. Dit keer hield Calvijn zich staande en hij bleef tot aan zijn dood in 1564 in Genève.

Geschriften van Calvijn

Naast zijn werk als predikant vond Calvijn tijd een verbazingwekkende hoeveelheid geschriften te publiceren. Door middel van deze publicaties oefende hij internationaal invloed uit. Men zou zijn geschriften in de volgende categorieën onder kunnen verdelen:
– Catechetische geschriften: in bijvoorbeeld zijn catechismus en in zijn eerste versie van de ‘Institutie’ geeft Calvijn een uiteenzetting van de leer en tracht deze leer voor een breed publiek toegankelijk te maken.
– Dogmatische geschriften: de ‘Institutie’ groeide gaandeweg uit van een catechetische handleiding tot een omvangrijke dogmatiek. In zijn leer benadrukt Calvijn de grootheid van God en de nietigheid van de mens. In zijn goedheid ziet God echter om naar de kleine mens en past zich zelfs aan hem aan. Deze tweeslag doortrekt Calvijns hele denken: God is zo groot dat je hem niet in beelden of andere materiële symbolen kunt vastleggen; God bestuurt de hele wereld en het is dus ondenkbaar dat de mens daaraan iets toe of af zou kunnen doen. Deze laatste gedachte mondt uiteindelijk uit in de predestinatieleer: God verkiest mensen tot heil, maar anderen verwerpt hij. Naar Calvijns inzicht strekt de gedachte dat Gods voorzienigheid alles regeert, de gelovige tot troost. De mens, zo stelt hij, wordt niet geregeerd door het lot, maar door de goede God.
– Commentaren: Calvijn heeft op een groot aantal bijbelboeken commentaren geschreven. In deze commentaren trachtte Calvijn, anders dan velen van zijn tijdgenoten, zo dicht mogelijk bij de bijbeltekst te blijven. Dogmatische uiteenzettingen bewaarde hij voor de ‘Institutie’.
– Polemische geschriften: in zijn polemische geschriften trachtte Calvijn de opvattingen van dopers, van katholieken, van libertijnen, van mensen die niet kozen tussen een protestantse en een katholieke kerk, van antitrinitariërs enzovoorts te weerleggen. De polemiek tegen de antitrinitariërs culmineerde in de terechtstelling van Michael Servet (1553). De Spanjaard had zijn toevlucht gezocht in Genève maar werd daar opgepakt. In het daarop volgende ketterijproces had Calvijn een actief aandeel. Naar aanleiding van de terechtstelling van Servet ontbrandde een hevige polemiek over tolerantie en over de rol van de overheid in religieuze aangelegenheden. Van kritiek op zijn heftige optreden in godsdienstige polemieken moest Calvijn niets weten; hij zag zichzelf als degene die door God geroepen was om de waarheid te verkondigen en hij was ervan overtuigd dat het zijn plicht was om net als eens de oudtestamentische profeten dat hadden gedaan, deze waarheid te verdedigen.

Correspondentienetwerk

De omvang van de bewaard gebleven correspondentie van Calvijn maakt duidelijk dat hij een substantieel deel van zijn werkdagen besteed moet hebben aan het schrijven van brieven. Calvijns omvangrijke correspondentienetwerk strekte zich over geheel Europa uit. Dit netwerk diende tot het vergaren en het verspreiden van nieuws. Daarnaast vroegen correspondenten aan Calvijn om advies bijvoorbeeld op het gebied van de kerkelijke leer. Sommige brieven van Calvijn hadden een pastoraal karakter. Zo probeerde hij vervolgde gelovigen in Frankrijk een hart onder de riem te steken en aan te zetten tot standvastigheid. In deze correspondentie trad Calvijn bovendien op als organisator. Vanuit Genève werd geregeld bepaald welke predikant in welke plaats in Frankrijk aan het werk moest.

Mirjam van Veen

Bibliografie

Bronnen:
Calvijns geschriften zijn voor het grootste deel uitgegeven in:

CO: G. Baum, E. Cunitz, E. Reuss, Ioannis Calvini opera quae supersunt omnia , Brunswick/ Berlijn, 1863-1900.

A.L. Herminjard, Correspondance des Réformateurs dans les Pays de Langue Française , 9 dln, Genève/ Bazel/ Lyon/ Parijs 1878-1897.

Momenteel verschijnen moderne kritische edities van Calvijns geschriften: Supplementa Calviniana (preken); Ioannis Calvini opera omnia denua recognita .

Biografie:
Calvijn / Mirjam van Veen. – Kampen : Kok, cop. 2006. – 187 p. : ill. ; 21 cm. Met lit. opg. ISBN 90-435-1258-3

W.J. Bouwsma, John Calvin. A Sixteenth Century Portrait , Oxford 1988.

W. van ‘t Spijker, Calvin. Biographie und Theologie (Die Kirche in ihrer Geschichte, Band 3/J2), Göttingen 2001.

Geschriften:
J.F. Gilmont, Jean Calvin et le livre imprimé , Genève 1997.

J.F. Gilmont en R. Peter, Bibliotheca Calviniana. Les oeuvres de Jean Calvin publiées au XVIe siècle , 3 dln, Genève 1991-2000.

Optreden in Genève:
W.G. Naphy, Calvin and the consolidation of the Genevan Reformation , Manchester 1994.

Verbreiding in de Nederlanden: Calvijn en de Nederlanden / Karla Apperloo-Boersma, Herman J. Selderhuis [red.]. – Apeldoorn : Instituut voor Reformatieonderzoek, cop. 2009. – 288 p. : ill. ; 29 cm + cd: Calvijn in de Gouden Eeuw : muziek uit Frankrijk en de Republiek der Verenigde Nederlanden / Camerata Trajectina. Met reg. ISBN 978-90-79771-03-5 geb.

Mirjam van Veen, E en nieuwe tijd, een nieuwe kerk : de opkomst van het ‘calvinisme’ in de Lage Landen, Zoetermeer, 2009.

Theologie:
M. de Kroon, De eer van God en het heil van de mens. Bijdrage tot het verstaan van de theologie van Johannes Calvijn naar zijn Institutie , Leiden 1996.

R.A. Muller, The Unaccomodated Calvin. Studies in the Foundation of a Theological Tradition, Oxford/ New York 2000.