Studiedag Nederlandse grafiek, Onderzoekschool Kunstgeschiedenis, Rijksmuseum, 4 april 2004
Een openbaar en een besloten beeld van Frederik Hendrik?
Schelpen en een prent, daarmee ging de Haagse schoolmeester David Beck op 14 juli 1624 naar huis na een bezoek aan de ‘konstwinckel’ van eene Mieroop:.
de jonge Mieroop (…) liet mij zijnen Const-winckel (…) doorzien, in bijwesen van Mr. Jan de Barbier int achter-om, vereerde mij weder een conterfeijtselprint van Prins Hendrick van Nassau, gesnede door W. delff, ende enige schulpiens, schonck ons mede een schaelken 3 of 4 oude Spaensche wijn.
Met Prins Hendrick van Nassau wordt Frederik Hendrik bedoeld, de zoon van Willem van Oranje die in 1625 Maurits opvolgde als stadhouder en wegens zijn vele successen tegen de Spaanse troepen de bijnaam Stedendwinger verwierf. Om welke prent het precies gaat is niet duidelijk, maar het zou heel goed de meest recente uit 1624 kunnen zijn. Beck had iets met Frederik Hendrik en het hof. Blijkbaar vervulden de Oranje-Nassaus hem met een zekere trots, inspiratie of bewondering en prenten waren blijkbaar een middel om dat uit te drukken.
Grafiek had dus een functie bij de openbare beeldvorming rond Frederik Hendrik. Daarom is het belangrijk vast te stellen van wie de initiatieven voor deze prenten uitgingen, wie bepaalde wat erop kwam te staan en wie het beoogde publiek vormden. Vandaag beperk ik me tot de vraag wat de prenten tonen. Die vraag komt voort uit een probleem waarop ik ben gestuit bij een onderzoek naar de achtergronden van de iconografie in de Oranjezaal van Huis ten Bosch.
De Oranjezaal is de centrale zaal in het buitenverblijf dat Amalia van Solms liet bouwen ‘in het bosch’ net buiten Den Haag. De uitvoerige decoratie ervan is gewijd aan de verheerlijking van Frederik Hendrik en werd voltooid tussen 1647 en 1652. Het hele project was begroot op drie en twintigduizend zevenhonderd en vijftig gulden, een gigantisch bedrag.
Dankzij het eerste grote onderzoek van Slothouwer in 1945 en de daaropvolgende studies van Van Gelder (1947), Peter Raupp (1980) en Brenninkmeyer-De Rooij (1982) zijn archivalia over de voortgang bekend, zijn de kunstenaars geïdentificeerd, zijn iconografische bronnen van de zaal aangewezen en is de door Constantijn Huygens bedachte retorische basisstructuur van de lof- en lijkrede blootgelegd. Maar de vraag naar de bestaansreden van de Oranjezaal is nog niet gesteld. Die schijnt dan ook evident: Amalia wilde een monument voor haar man oprichten. Nu zijn liefde en romantiek altijd mooi, maar het geld en de moeite die Amalia wilde spenderen, suggereren dat er toch meer achter steekt dan liefde en bewondering. Wat beoogden Amalia en haar adviseurs met de Oranjezaal? Wat was de functie en de betekenis die men de zaal had toegedacht en welke kreeg ze in de politiek-maatschappelijke realiteit van de tweede helft van de zeventiende eeuw daadwerkelijk te vervullen? Dat zijn centrale vragen in mijn onderzoek. Het probleem is echter dat nauwelijks bekend is hoe die Oranjezaal eigenlijk werd gebruikt, wie hem zagen en wat die mensen ervan vonden. Was decoratie vorstelijk of niet, en was dat in een Republiek passend of juist niet?
Over het beeld dat buiten de Oranjezaal van Frederik Hendrik bestond, is meer duidelijkheid te krijgen. De man, zijn daden en zijn familie werden bezongen in liedjes, gememoreerd in pamfletten en boeken en werden verbeeld in schilderijen en prenten.
Juist de prenten geven een goed idee van de openbare beeldvorming rondom Frederik Hendrik. Door dit beeld te vergelijken met dat uit de Oranjezaal, wordt het mogelijk gefundeerd te speculeren over de mening die een Nederlands publiek zou kunnen hebben over de iconografie van de Oranjezaal.
Frederik Hendrik in de Oranjezaal
De schilderijen in de Oranjezaal beslaan vier wanden en de koepel. De wanden zijn verdeeld in vier horizontale delen. De eerste laag toont sinds de restauratie weer het oorspronkelijke in trompe l’oeuil geschilderde stenen basement. Daarboven bevinden zich rondom scenes uit een triomfstoet. De volgende geleding toont eigenschappen van en gebeurtenissen uit het leven van Frederik Hendrik. De vierde laag bestaat uit voorstellingen met klassieke goden als amplificationes op de daden en eigenschappen uit de derde laag. Op de hoeken van de zaal zijn herauten aangebracht en verwijzingen naar een aantal veldslagen. Deze pilasters monden uit in vier bogen met in totaal twee en dertig wapens van de geslachten Oranje-Nassau en Van Solms-Braunfels. De lantaarn in de koepel wordt afgesloten met een portret van Amalia van Solms.
Het programma begint op de westwand die is gewijd aan de opvoeding van de jonge prins. Het centrale stuk, Cesar van Everdingens Allegorie op de geboorte van Frederik Hendrik verwijst naar Frederik Hendriks karaktereigenschappen die hem voorbestemmen in zijn vaders voetspoor te treden. Mars en Minerva verbeelden de krijgskunst en wetenschappelijke en politieke wijsheid als de terreinen waarop een vorst roem kan verwerven. De pijlbundel die tegen de Nederlandse leeuw op de voorgrond ligt en in de richting van Frederik Hendrik wijst, staat voor de toekomstige eenheid van de Nederlandse provinciën. Op een ander schilderij in deze wand wordt de dynastieke en opvoedingskundige lijn benadrukt door de aanwezigheid van Frederik Hendrik onder de hoede van Maurits voor de Slag bij Nieuwpoort.
De noordwand is gewijd aan Frederik Hendriks openbare leven als militair heerser van de Republiek. Theodoor van Thuldens centrale schilderij verbeeldt hoe een personificatie van de Nederlandse Maagd namens de provinciën Frederik Hendrik het opperbevelhebber-schap aanbiedt. Een ander schilderij op deze wand, ook van Van Thulden, is de enige voorstelling met een sterk politiek geaard onderwerp: Willem II ontvangt de Acte van Survivantie. Dit recht van opvolging bij overleving, werd dankzij Frederik Hendriks inspanningen daarvoor, verleend aan zijn zoon Willem II. Deze acte was nodig om de erfelijke opvolging te garanderen. Een stadhouder was immers geen soeverein vorst met een dynastieke erfopvolging, maar een door de Staten van de Provincien benoemde diennaar van de Staten.
De dynastieke aanspraken die in de west- en noordwanden herkenbaar zijn, worden in de zuidwand uitgebreid in Europese richting. Deze wand staat in het teken van de Oranjehuwelijken. Het grootste stuk is van Honthorst en stelt een allegorie op het huwelijk van Frederik Hendrik en Amalia voor, waarin Amalia met haar hermelijnen mantel en kroon als een vorstin verschijnt, wat ze als lage adellijke hofdame uit het gevolg van de Winterkoningin natuurlijk niet was en wat ze door haar huwelijk met Frederik Hendrik ook niet werd. De overige twee schilderijen, beide door Honthorst, tonen de nieuw ontstane politieke- en familie-relaties met respectievelijk het Engelse koningshuis en met het huis van Brandenburg.
Het belangrijkste werk in de zaal, uitgevoerd door Jacob Jordaens vult de gehele ooswand met een voorstelling van Frederik Hendrik als triomfator en vredebrenger. Zijn vierspan vertrapt de tweedracht en de nijd. Achter hem sluiten zeven officieren als verwijzing naar het leger en naar de zeven provinciën de triomfstoet af. Boven hem bestrijdt Faam de dood en daalt Vrede neer, die de overvloed met zich meebrengt. In deze triomf delen ook Willem I en Maurits, links in rechts als levensgrote bronzen beelden weergeven. Willem II is uiterst links uitgebeeld en vertegenwoordigt de voortzetting van de door zijn voorvaderen inmiddels roemrijk gemaakte, dynastieke lijn. De theologische deugden Geloof, Hoop en Liefde omringen Frederik Hendrik bij zijn door Pieter de Grebber geschilderde Apotheose.
In het iconografische programma van de Oranjezaal zijn dus twee zwaartepunten aangebracht: de zaal verbeeldt een dynastiek en militair leiderschap van de Oranje Nassau-telg Frederik Hendrik. Door de beeldvorming in grafiek nader te bekijken, kan nu duidelijk worden in hoeverre deze zwaartepunten aansloten of afweken van het openbare beeld van Frederik Hendrik.
Frederik Hendrik in contemporaine grafiek
De vroegste verschijning van Frederik Hendrik in grafiek is een portretje van Crispijn de Passe van een circa tienjarig hoofs knaapje. In 1649, twee jaar na zijn dood verschijnt hij, sadder but wiser, als ridder in de orde van de Kouseband en gehuld in een harnas, in een gravure van Cornelis Visscher naar Gerard Honthorst in een onder leiding van Pieter Soutman uitgebrachte reeks met alle gezinsleden van Oranje-Nassau. In de tussenliggende periode is hij talloze keren voorgesteld. Van Somerens portretcatalogus geeft voor deze periode zo’n 45 prenten, wat kan worden aangevuld met een zelfde aantal verschijningen van de stadhouder-prins op historieprenten. Sommige prenten zijn tamelijk klein zoals het portretje van de jonge prins, maar andere zijn spectaculaire wandprenten, zoals deze Triomftocht met deugden door Johannes van Vliet van ongeveer één bij anderhalve meter. De meeste losbladige grafiek is voorzien van tekst. In prenten met miltaire of politieke onderwerpen is dat doorgaans Nederlands. Portretprenten geven korte lofprijzingen en uitvoerige titels in Latijn. De meeste boekillustraties zijn staatsieportretten, waarin Frederik Hendrik deel uitmaakt van een genealogische reeks. Zo verschijnt hij bijvoorbeeld samen met Willem I, Willem Philips en Maurits in Joseph de la Pise’s familiegeschiedenis Tableau de l’ histoire des princes et principaute d’ Orange uit 1639. Kaarten met afbeeldingen van Frederik Hendrik blijven hoofdzakelijk beperkt tot de vroegste jaren (dia). Dat suggereert dat de prentontwerpers in deze periode aansloten bij de beeldvorming zoals die rond Maurits was opgezet, hoofdzakelijk belegeringskaarten en staatstieportetten, al dan niet met allegorisch bijwerk. Na 1625 echter zou alles veranderen. In dat jaar stierf Maurits, huwde Frederik Hendrik en ontving hij het stadhoudersambt.
De meeste prenten verschenen dan ook sinds de tweede helft van de jaren twintig. De belangrijkste thema’s zijn staatsieportretten (c. 35), prenten naar aanleiding van belegeringen (c. 30), familie en hofleven (c. 10), zinneprenten op politieke gebeurtenissen (c. 10), riomftochten (c. 5) en politieke gebeurtenissen (1).
In voorstellingen van familie en hofleven vervult Frederik Hendrik aanvankelijk conform zijn status een bijrol in voorstellingen met Willem I of Maurits. In 1627 publiceert de Amsterdamse uitgever Frans Hoeyens, die veel prinsportretten in zijn fonds had de eerste prent waarop Frederik Hendrik een prominente plaats inneemt (dia). Met zijn 49 bij 80 centimer zal de prent door Frans Brun naar Daniel van den Bremden zijn bedoeld voor vertoning aan de wand. Voor het Binnenhof presenteert de stadhouder vanaf de linkervoorgrond de families waaraan hij is gelieerd, neef Ernst Casimir van Nassau Dietz en de conform zijn hoogste adelijke status centraal geplaatste oom Frederik V van Bohemen. In de zuilengalerij staan beelden van Willem van Oranje Nassau en een geharnaste Maurits van Oranje Nassau. De overige personen zijn de echtgenoten en de kinderen, de toekomstige Willem II nog op de arm van de min links. Fama zingt de roem van de families en toont hun wapens. Het onderschrift in Latijn concretiseert de lofzang:
Een koninklijke familie gesproten uit het heilige bloed van goden vermengt met vorsten, deze vermaarde stam uit het geslacht Nassau, het meest doorluchtige dat ooit de Hollanders in hun oorlog terzijde stond, kan men hier in koper aanschouwen’.
De prent probeert in woord en beeld Frederik Hendrik te voorzien van een vorstelijk status door te wijzen op de dynastie waaruit hij stamt. De tekst presenteert de Nassaus als militaire leiders. In tegenstelling tot Maurits verschijnt Frederik Hendrik niet in militaire maar in hoofse dracht. Veel militaire daden heeft hij ook nog niet op zijn naam staan. Maar in 1627 neemt hij Grol in. Van dat eerste wapenfeit verschijnt, opnieuw bij Hoeyens, een prent gegraveerd door Frans Brun en overduidelijk geïnspireerd op de prent naar Daniel van Bremden (dia). Opnieuw verschijnt Frederik Hendrik als hoveling op het Binnenhof, dit keer met zijn kerngezin voor een oranjeboom. Een kaart en een voorstelling van Grol zijn de enige verwijzingen naar deze eerste belangrijke victorie.
Dan, in 1629, neemt de stadhouder en opperbevelhebber Den Bosch in. De inname is vooral psychologisch een gevoelige klap voor de spaanse troepen en wordt in de Proviciën uitbundig gevierd met liedjes en prenten. Zeker 12 prenten van uiteenlopende aard zijn bekend, tegen niet meer dan twee of drie van elk van de andere beroemde innames. Crispijn de Passe II komt met een prent die is gebaseerd op Frans Bruns prent over Grol (dia). Hij heeft Frederik Hendrik echter in een harnas gehuld dat hij moet hebben gezien op een prent van Willem Outgers Akersloot naar Adriaen van de Venne uit 1628 en hij heeft in het verschiet de stad Den Bosch geplaatst. De iconografie vormt feitelijk een soort overgang. Vanaf Den Bosch zal Frederik Hendrik steeds meer als triomferend veldheer verschijnen: zonder familie, altijd in harnas en vaak te paard.
Met betrekking tot prenten die zijn verschenen naar aanleiding van belegringen doet zich een fenomeen voor dat interessant is voor onze kennis van de productie en receptie van grafiek: het bouwpakket (dia). In of omstreeks 1630 publiceerde Crispijn de Passe een prent waarin de Hollandse Maagd Frederik Hendrik een zegekrans aanreikt voor zijn overwinning bij Den Bosch. Frederik Hendrik en de Hollandse Leeuw vertrappen bedrog. De pijlenbundel in de leeuwenklauw verbeeldt weer de Hollandse eendracht. Het geld op de voorgrond verwijst naar de triomfbuit en welvaart. Links en rechts stellen stedenprofielen en zeeslagen
andere overwinningen voor. Daaronder zijn links en rechts twee bevelhebbers van de zeestrijdkrachten uitgebeeld, Piet Heyn en Hendrick Cornelis Loncq. De zes portretten in het midden, waaronder weer oom Frederik V van Bohemen en neef Ernst Casimir tonen andere militaire bevelhebbers, hovelingen en familieleden. De prent is samengesteld uit zes koperplaten, en die waren natuurlijk ook in andere contexen te gebruiken.
In 1632 verscheen zo’n andere samenstelling (dia). Nu is onder de centrale voorstelling een plaat met twee taferelen afgedrukt die de nederlaag van de Spaanse vloot op het Slaak in Zeeland in 1631 verbeelden. De bovenste toont ‘Den blijden heneganc’ van de vloot uit Antwerpen, de onderste ‘Den droeven uytganck’ op het Slaak: dode en om genade smekende Spanjaarden op de oever. De cartouches zijn uitgebreid met de dezelfde slag op het Slaak en met de resultaten van de Maascampagne uit 1632 die resulteerde in de verovering van Venlo, Roermond en Maastricht. In totaal bestaat ook deze prent uit zes koperplaten. Beide prenten zijn zonder tekst overgeleverd, maar zullen die oorspronkelijk wel hebben gehad. Zo’n tekst kon op verschillende manieren zijn toegevoegd.Van andere voorstellingen zijn voorbeelden bewaard waar de tekstplaat op een ander blad is afgedrukt die vervolgens onder de voorstelling is geplakt. Daarvoor werd op het blad met de voorstelling een marge aangehouden van ongeveer anderhalve centimeter (FM 1708).
Een andere manier was het afdrukken van de tekst op het blad papier met de voorstellingen zoals is te zien op deze prent uit 1644, ondertekent door Crispijn de Passe II (afb). De centrale voorstelling is enigszins gewijzigd. Frederik Hendrik is wat ouder gemaakt en ”s Hertogenbosch’ is veranderd in ”t Sas van Gendt’. De prent heeft als titel Orangiens Zeegen Kroon. De cartouches zijn nieuw en tonen een aantal overwinningen tot 1644. De tekst is een verkorte en berijmde preek getiteld ‘s Landts dankbaarheyt aen Godt en zijn Hoogheid De Prince van Oranjen, weegens de Loffelijcke Victorien, door zijne getrouwen diensten, voor deze vaderlanden verkreegen. In een passage wordt Frederik weer in een dynastieke traditie van landverdedigers en -diennaars geplaatst:
Prins Wilhelm ploegde d’ eerste Akker
En Mourits heeft het zaad gezaeyt:
Hier is den Oegst, ay zie hoe wakker
Nu Vrederijk dat Koren maeyt
Dit soort bladen werden dus samengesteld uit verschillende koperplaten die in wisselende combinaties werden gebruikt en van verschillende teksten werden voorzien. Dat moet een manier geweest zijn waarmee uitgevers snel konden inspelen op de actualiteit. De prenten die ik tot nu toe heb laten zien bestonden uit één blad. De Atlas van Muller bevat ook een prent die is samengesteld uit een aantal papieren bladen die aan elkaar geplakt zijn. Of dat in de zeventiende eeuw is gebeurd en of prenten inderdaad op die manier, dus losbladig, te koop werden aangeboden zodat de klant ze naar eigen inzicht kon samenstellen is niet bekend.
Hoe dan ook, als militair uit een dynastieke familie verschijnt Frederik Hendrik ook in de talloze staatsie- portretten die sinds omstreeks 1600 werden uitgebracht. In de vroege portretten gaat hij opnieuw vaak hoofs gekleed, maar ook hier draagt hij vanaf 1629 vrijwel uitsluitend een harnas of halsberg. Meestal staat zijn portret in een reeks, bijvoorbeeld met Willem I, Philips Willem en Maurits of met zijn vrouw en kinderen (dia’s). Dat soort reeksen werden ook aan de muur gehangen getuige de inventaris van de Haarlemmer Andries Tamis uit 1646 waarin ‘twee printschilderytgens ofte tronytgens vande prins ende princesse’ voorkomen (GPI N-2902). De formulering ‘printschilderytgens’ zou wel eens kunnen wijzen op ingekleurde prenten. Schilderijen van Dirck van Delen en Jacob Duck tonen hoe zo’n ensemble er – in zwart wit – uit kon zien (dia) en suggereren wat David Beck vermoedelijk met zijn prentje van Frederik Hendrik deed.
Het openbare en het besloten beeld
Het meest algemene beeld van Frederik Hendrik in grafiek was dus dat van dynastieke leider en opperbevelhebber in dienst van de Nederlanden. Zijn karakter wordt in het bijzonder op triomfprenten tot uiting gebracht met personificatie’s van de zeven deugden. De triomf wordt altijd behaald in dienst van de Nederlanden die hij vrijheid en welvaart schenkt, waarvoor Nederland hem beloont met dankbaarheid. Het kleine aantal politieke onderwerpen bleef op één uitzondering na beperkt tot de buitenlandse politiek, terwijl Frederik Hendrik in werkelijkheid zeker zo’n groot en invloedrijk politicus als veldheer was.
De Oranjezaal geeft hetzelfde beeld: Frederik Hendrik verschijnt er uitsluitend als militair die het land triomf, vrede en welvaart brengt en zijn familie wordt als een heuse dynastie gepresenteert. De buitenlandse politiek is aanwezig in huwelijksvoorstellingen die opgevat kunnen worden als verwijzingen naar de voordelen voor het land én voor de stadhouderlijke familie zelf. De binnenlandse politiek komt met uitzondering van de Acte van survivantie niet aan de orde. Het voorgestelde schilderij Daer Sijn Hoogheijt ontfangt de Reegeering vande Vereenighde provintie werd toch maar vervangen door het militaire Frederik Hendrik als heerser der zeeën, ongetwijfeld omdat Frederik Hendriks stadhouderschap niet in overeenstemming was met de vorstelijke status die de zaal moest uitstralen. Frederik Hendrik die de eed van trouw zweert voor de staten van Holland verscheen trouwens wel in een illustratie in Commelins biografie uit 1651, dus in het stadhouderloze tijdperk, vier jaar na Frederik Hendriks overlijden. Het is de enige binnenlands-politieke illustratie.
Zou een bezoeker, bijvoorbeeld David Beck, nu schrikken van het beeld van Frederik Hendrik in de Oranjezaal met zijn suggestie van vorstelijkheid? Het lijkt me niet. Ik vermoed dat hij het zelfs zou verwachten en het ook passend zou achten. Het beeld van Frederik Hendrik in de Oranjezaal blijkt immers een voortzetting van het openbare beeld dat is ontstaan in de grafiek. De barokke grootsheid zou hij ongetwijfeld interpreteren als typisch hoofs, vergelijkbaar met andere paleisdecoraties. Maar ook dat element kende hij uit grafiek. In onderschriften wordt Frederik Hendrik nooit stadhouder genoemd, maar altijd ‘Prince van’ Oranje. Dat suggereert dat het Nederlandse volk gewoon een prins had; een van ‘koninklijke familie’ – om het onderschrift bij de familieprent van 1627 nog eens te citeren – die het land succesvol verenigde in de strijd tegen de Spanjaarden. Alle onderdelen die iets anders suggeren, zijn buiten de Oranjezaal gehouden zoals ze tot 1650 buiten de grafiek bleven. De Oranjezaal kan dus worden gezien als een culminatie van het openbare beeld dat tussen 1625 en 1650 van Frederik Hendrik werd gecreëerd. Het had ongetwijfeld de verzilvering moeten worden van vorstelijke aanspraken. Maar de geschiedenis verliep anders. In het stadhouderloze tijdperk lukte het niet eens om voldoende steun te krijgen de zaal in een prentwerk openbaar te maken. Beeldvorming wordt keer op keer gevreesd, maar blijkt ook keer op keer te broos voor de werkelijkheid.
Dia’s
1. Jacob Willems Delff naar Michiel van Mierevelt, Frederik Hendrik,1624, gravure,
42 x 29,8. H V.91.
2. Oranjezaal, overzicht van het interieur
3. Cesar van Everdingen, Allegorie op de geboorte van Frederik Hendrik
4. Theodoor va Thulden, De Nederlandse Maagd overhandigt Frederik Hendrik het
opperbevelhebberschap,
5. Gerard van Honthorst, Allegorie op het huwelijk van Frederik Hendrik en Amalia van
Solms
6. Jacob Jordaens en Pieter de Grebber, De Triomf en de Apotheose van Frederik Hendrik,
7. Crispijn de Passe, De jonge Frederik Hendrik, gravure, 14,5 x 9.6. H. XV. 728.
8. Cornelis Visscher naar Gerard van Honthorst, Frederik Hendrik, 1649, gravure, 41,6 x 30,8. H. 118
9. Johannes van Vliet, Triomftocht van Frederik Hendrik, gravure, c. 100 x 150. H.XLI. 97.
10. Johannes Baptista van Doetecum, Maurits en Frederik Hendrik voor de Slag bij Grave,
gravure 51,7 x 71,5, NH 1040.
11. Frans Brun naar Daniël van Bremden, Frederik Hendrik, Ersn Casimir en Frederik V
van Bohemen met hun gezinnen, 1627, gravure, 49,0 x 79,8. H. IV.1.
12. Frans Brun, Frederik Hendrik met zijn familie voor het binnenhof, 1627, cartouches
van Grol, gravure 21,5 x 30,8. H. IV.2.
13. Crispijn de Passe II, Frederik Hendrik met zijn familie voor Den Bosch, gravure,
26,4 x 20,2. H. XVI. 50.
14. Crispijn de Passe II, Allegorie op de verovering van Den Bosch, gravure,
40,4 x 40,0. Veldman 2002, I. 303.
15. Crispijn de Passe II, Allegorie op overwinning op het Slaak en op de Maascampagne,
gravure, 45 x 41. FM 1678.
16. Crispijn de Passe II, Allegorie op de verovering van Sas van Gendt (Orangiens Zeegen
Kroon), gravure, 44,3 x 48,8. FM 1891.
17. Henricus Hondius naar Johannes van Ravesteyn, Frederik Hendrik, 1627, 42, 0 x 30,1.
NH 220.
18. Henricus Hondius, Amalia van Solms, 1629, 41,9 x 29,8. NH 213.
19. Dirck van Delen, Vrolijk gezelschap in interieur, 1629, 89 x 147, Engelse privécollectie
(1953).