Richardot, Jean Grusset genaamd

Rechtsgeleerde, staatsman, chef-president van de Geheime Raad te Brussel

Champlitte (Franche-Comté), 1540 – Atrecht, 3 september 1609

Het geslacht Richardot stamde uit de Vrijgraafschap Bourgondië (Franche-Comté) en behoorde tot de clientèle van de Granvelles. Jean Grusset genaamd Richardot was de neef langs moederszijde van Franois Richardot (1507-1574), in 1561 de opvolger van Antoine Perrenot de Granvelle als bisschop van Atrecht en één van de medestichters van de universiteit van Douai.
Jean Grusset werd in 1540 geboren te Champlitte in de Franche-Comté. Hij was de oudste zoon van Marguerite Richardot zus van de voornoemde Franois Richardot en Guillaume Grusset, een plaatselijk notabele. Latere familiekronieken vermelden dat Marguerite in 1538 zonder toestemming van haar ouders onder haar stand zou zijn gehuwd. De twijfels over de adellijke status van vader Grusset, zouden de jonge Jean Grusset lang blijven achtervolgen. Jean Grusset werd voornamelijk grootgebracht in het huis van zijn andere oom en peetvader Jean Richardot. Op 12-jarige leeftijd vertrok hij in 1552 samen met zijn neven naar Besanon om er school te lopen aan het vermaarde collège Granvelle , waarvan zijn oom Franois Richardot op dat moment de leiding waarnam. Dankzij zijn goede studieresultaten wist hij er zich vrij snel in de kijker te werken van de invloedrijke clan rond Antoine Perrenot de Granvelle, op dat moment tevens de voornaamste beschermheer van zijn oom Franois. Rond 1560 trok de 20-jarige Grusset naar Leuven om er rechten te studeren, onder meer bij de vermaarde rechtenprofessor Petrus Peckius sr. Richardot wordt er onder andere vermeld als deken van het baccalaureaatscollege. Vier jaar later stelde de invloedrijke kardinaal de Granvelle hem in staat om zijn studies in Italië verder te zetten, door Grusset als reisgezel mee te sturen met zijn neef Pierre Mouchet de Châteaurouillaud. Na passages langs onder meer Rome, Milaan, en Padua behaalde hij in 1565 te Bologna uiteindelijk een doctoraat in de rechten.
Na zijn studies vestigde Jean Grusset zich in 1566 aanvankelijk in de onmiddelijke nabijheid van zijn invloedrijke oom, Franois Richardot, op dat moment reeds vijf jaar bisschop te Atrecht. Hoogstwaarschijnlijk liet hij zich rond deze periode ook door zijn oom adopteren, van wie hij de familienaam overnam, mogelijk gebeurde dit ook al vroeger. De naam Richardot opende te Atrecht duidelijk meer deuren en Jean Grusset genaamd Richardot, kon er dan ook maximaal genieten van de relaties van zijn oom. Als jurist en advocaat opende hij allereerst een rechtspraktijk bij de Raad van Artesië. Binnen dit milieu huwde hij in 1568 met goedkeuring van zijn oom met Anne Courcol de Baillencourt. Deze stamde uit een oud-adellijk Artesisch geslacht, dat reeds generaties lang belangrijke functies binnen deze Justitieraad bekleedde. Niet toevallig kreeg Richardot datzelfde jaar ook het stadsburgerschap van Atrecht toegekend. Uit het huwelijk werden uiteindelijk twaalf kinderen geboren: Franoise, Jean Richardot jr., Marie, Marguerite, Franois Richardot, Pierre Richardot, Marie, Arnould Richardot, Guillaume Richardot, Antoine Richardot, Jeanne en Charles Richardot.
Dankzij Antoine Perrenot de Granvelle werd hij in 1568 door Filips II benoemd tot raadsheer in de Grote Raad van Mechelen. De Mechelse kardinaal en diens vicaris-generaal Maximilien Morillon, hadden ook duidelijk een hand in Richardots benoeming in 1575 tot rekestmeester in de Brusselse Geheime Raad onder landvoogd don Luis de Requesens. Tijdens de politieke strubbelingen volgend op het overlijden van Requesens en de komst van de nieuwe landvoogd don Juan van Oostenrijk koos Richardot in 1576-77 aanvankelijk de kant van de opstandige Staten-Generaal en Willem van Oranje. Door don Juan in 1577 inderhaast benoemd tot raadsheer in de Geheime Raad werd Richardots benoeming door de nieuwe, door de Staten-Generaal eigenmachtig aangestelde gouverneur-generaal aartshertog Matthias van Oostenrijk zonder commissiebrief bevestigd. Ondanks zijn belangrijke positie bleef zijn rol in de verdere gebeurtenissen eerder beperkt. Granvelle die ondertussen uit de Nederlanden was verbannen was aanvankelijk ook niet op de hoogte van Richardots politieke escapade en de bisschop van Atrecht was reeds 3 jaar eerder overleden.
Met de aanstelling van de figuur van Alexander Farnese tot gouverneur-generaal in de Nederlanden, werd Richardot twee jaar later opnieuw bij het Spaanse kamp ingelijfd. Van de opstandelingen was hij zeker niet de laatste die zich met de hertog van Parma verzoende, maar toch kostte het hem heel wat tijd om de Staatse partij te verlaten. Nog op 16 maart 1579 trachtte Richardot als gedeputeerde van de Staten-Generaal te verhinderen dat de Staten van Artesië waar hij nog grote invloed had vrede zouden sluiten met Farnese en de Spaanse koning, wat mislukte. Richardots verslag over het op handen zijnde Verdrag van Atrecht (17 mei 1579) aan de Staten-Generaal op 2 april 1579 was zijn laatst gekende optreden aan Staatse kant. Met de steun van kardinaal de Granvelle bood Jean Richardot uiteindelijk eind november 1579 via Christophe dAssonleville en Robert de Melun zijn diensten aan de hertog van Parma aan. Farnese behield Richardot in 1580 aanvankelijk als raadsheer in de Geheime Raad. Richardots onrechtmatige aanstelling door aartshertog Matthias werd twee jaar later geregulariseerd met een benoemingsbrief, geantidateerd op 11 juni 1577. Tot tweemaal toe (1580 en 1581) trachtte de hertog van Parma Richardot vervolgens te benoemen in de Raad van State. Farnese vergaloppeerde zich in 1580 zelfs enigszins door Richardot zonder formele benoeming reeds tot de Raad van State toe te laten en werd daarvoor teruggefloten. Na een charmeoffensief ten voordele van het Spaanse kamp waarbij Richardot onder meer een tweetal vurige pamfletten tegen de politiek van Willem van Oranje uitgaf werd hij eind 1581 uiteindelijk benoemd tot voorzitter of président van de Raad van Artesië, als opvolger van Pierre Assy. Op 26 januari 1582 legde hij zijn aanstellingseed af. Kort daarop volgde de vorstelijke patentbrief die le président Richardot tot ridder in de Zuid-Nederlandse adelstand verhief, wat in 1592 nogmaals moest worden herbevestigd. Nog geen maand na zijn aanstelling tot voorzitter van de Raad van Artesië wist Richardot op last van Farnese de Staten van Artesië te overtuigen van de noodzaak om opnieuw Spaanse troepen op hun grondgebied toe te laten en de hertog van Parma daartoe ook de nodige financiële steun te verlenen.
Een nieuwe benoeming liet niet lang op zich wachten. Sinds april 1582 opnieuw aan de zijde van Farnese, wist deze laatste Richardot op 26 februari 1583 dan toch tot raadsheer in de Raad van State te benoemen, ter vervanging van de graaf van Lalaing. Als speciale gunst mocht hij de eretitel van voorzitter van de Raad van Artesië behouden. Tot 1586 oefende le président Richardot overigens zijn functies in de Raad van Artesië nog uit en slechts op 8 maart 1585 legde hij zijn aanstellingseed voor de Raad van State af. In tussentijd werden Richardots capaciteiten door de hertog van Parma voor tal van andere zaken ingezet. In het spoor van Farneses militaire heroveringscampagne werd Jean Richardot ermee belast de vaak netelige onderhandelingen met de opstandige steden te leiden. Doornik en Ath (1581), Oudenaarde (1582), Ieper, Brugge, het Brugse Vrije en Gent (1584), Brussel en Antwerpen (1585) werden uiteindelijk opnieuw onder Spaans gezag gesteld. Van april 1583 tot januari 1584 werd Richardot door Farnese naar het Spaanse hof te Madrid gezonden om er nieuwe fondsen en manschappen voor de strijd in de Nederlanden los te krijgen. Hij verdedigde er bij Filips II tevens het ontslag van landvoogdes Margaretha van Parma en de belangen van een aantal vooraanstaande edelen. Richardots cruciale rol in Farneses heroveringspolitiek zorgde er ook voor dat hij twee benoemingen misliep: in 1583 was hij in de running voor het voorzitterschap van de Grote Raad van Mechelen en in 1585 dacht Filips II eraan om Richardot op te nemen in de Hoge Raad voor de Nederlanden en Bourgondië te Madrid. Telkens drong de hertog van Parma erop aan om iemand anders aan te stellen. In 1587 leidde Richardot in opdracht van Farnese de Zuid-Nederlandse delegatie die te Broekburg (Bourbourg) met de Engelsen over vrede moest onderhandelen. De besprekingen mislukten toen bleek dat Filips II deze enkel gebruikte om tijd te winnen voor de uitrusting van zijn Armada invencible, iets waarvan Richardot als één van de weinigen op voorhand op de hoogte was. In 1589 werd Jean Richardot een tweede maal naar Madrid gezonden, deze keer om er Farnese vrij te pleiten van de mislukking van de Granda Armada en Filips II ervan te overtuigen om de hertog van Parma op dat moment druk bezig met krijgsverrichtingen in Noord-Brabant niet naar Frankrijk te zenden om er zich te mengen in de Franse godsdienstoorlogen. Tevergeefs: Farnese overleed op 3 december 1592 te Atrecht. Als nieuwe militaire opperbevelhebber was de graaf van Fuentes op dat moment reeds onderweg met Farneses ontslagbrief. Toen de hertog van Parma zijn einde voelde naderen liet hij Richardot nog zijn politiek testament opstellen: een gedenkschrift over de toestand in de Nederlanden, getiteld Memoria delle cose del Paese Basso , dat Farneses zoon Ranuccio aan de Spaanse koning moest overhandigen.
Met de hertog van Parma verloor Jean Richardot een belangrijke beschermheer. Tijdens de interim-regering van de landvoogden Peter-Ernst van Mansfeld en Ernst van Oostenrijk, was Richardot voornamelijk actief in de Raad van State. Door Mansfelds hervormingen was Richardot in dit staatsorgaan onder meer belast met de belangen van de Franche-Comté en de provincies Luxemburg en Namen. Hij onderhield er ook de contacten met het Franse hof. Richardots nauwe banden met Farnese wogen een tijdlang op zijn verdere politieke carrière. In 1592 miste hij achtereenvolgens een aanstelling tot chef-president van de Geheime Raad en tot voorzitter van de Grote Raad van Mechelen. Ook landvoogd Peter-Ernst van Mansfeld was Richardot liever kwijt dan rijk en probeerde hem herhaaldelijk weg te promoveren, als voorzitter van de Grote Raad te Madrid of ambassadeur in Frankrijk. De graaf van Fuentes beklaagde zich meermaals over Richardots grote invloed in de Raad van State. Toen Fuentes in 1595 korte tijd tot landvoogd werd aangesteld, wist Jean Richardot zich opnieuw in diens gunst te werken. In maart van dat jaar leidde Richardot in opdracht van Fuentes de onderhandelingen met de prins-bisschop van Luik, die hij moest overhalen om zijn neutraliteitspolitiek op te geven. In de tweede helft van 1595 nam Fuentes Richardot mee op zijn campagne tegen Doullens en Kamerijk. Het verblijf in laatstgenoemde militaire kamp werd Richardots echtgenote Anne de Baillencourt overigens fataal ( 5 oktober 1595).
Stap voor stap bereidde Richardot in 1596-1597 zijn politiek comeback verder voor. Met het overlijden van Jean Van der Burcht als chef-president van de Geheime Raad, werd Jan Richardot in 1595 door Fuentes als mogelijke opvolger naar voor geschoven. Madrid schoof de zaak echter gewoontegetrouw op de lange baan. De benoeming was nog niet opgelost toen aartshertog Albrecht van Oostenrijk in 1596 als nieuwe gouverneur-generaal te Brussel aankwam. Ook van hem kreeg Richardots kandidatuur alle steun. Op 15 mei 1597 werd uiteindelijk de officiële vorstelijke benoeming bekomen en op 1 september legde Jean Richardot in handen van de nieuwe landvoogd de eed af als chef-president van de Geheime Raad.
Tijdens de regering van de aartshertogen was Richardot dé spilfiguur van de Zuid-Nederlandse politiek. Tijdens de afwezigheid van Albrecht in 1598-1599 maakte Richardot reeds deel uit van een occasionele regeringsjunta naast Albrechts broer, landvoogd ad interim kardinaal Andreas van Oostenrijk . Daarna was hij, behalve de Italiaan Ambrogio Spinola , de enige niet-Spanjaard op de kabinetsraden die de aartshertogen bij gelegenheid samenriepen om van gedachten te wisselen over de hoge staatkunde van de Nederlanden. Als voormalig lid van de Raad van State wist Richardot ex officio ook het voorzitterschap van dit regeringsorgaan bij afwezigheid van het hoofd, in casu de aartshertog naar zich toe te trekken. Als chef-president van de Geheime Raad zat hij ook de gemeenschappelijke vergaderingen van de drie Collaterale Raden voor. Zodoende was hij tussen 1597 en 1609 verantwoordelijk voor de volledige uitvoering van de aartshertogelijke politiek, zowel op binnenlands als buitenlands vlak. We geven hieronder tot slot slechts zijn voornaamste verwezenlijkingen weer.
Jean Richardots belangrijkste activiteiten op binnenlands vlak hielden voornamelijk verband met de enige twee zittingen van de Staten-Generaal die tijdens het bestuur van de aartshertogen plaatsvonden. In een toespraak op 21 augustus 1598 verdedigde hij voor de verzamelde Staten de afstand van de Nederlanden aan de Infanta Isabella en haar gemaal en liet hij de afgevaardigden trouw zweren aan de nieuwe souvereine staatshoofden. Richardot bleef ook daarna een onvoorwaardelijk verdediger van hun vorstelijke prerogatieven. Dit bleek onder meer uit zijn optreden tijdens de Staten-Generaal van 1600. Geopend op 28 april van dat jaar, werd ze door de chef-president op 9 oktober ontbonden toen de debatten omtrent de aartshertogelijke bede te lang bleven aanslepen. Een bedrag van 300.000 gulden werd als aanvaard beschouwd, evenals de verdeling ervan over de verschillende provincies. Als voorzitter van het hoogste rechtsorgaan van de Nederlanden was Richardot ook sterk betrokken bij de verdere codificatie van het gewoonterecht onder de aartshertogen en bereidde hij onder meer de publicatie van het Eeuwig Edict van 1611 voor.
Op buitenlands vlak werd Jean Richardot voornamelijk ingezet om de vrede te bewerkstelligen die voor het welslagen van het aartshertogelijk bewind broodnodig was. In 1598 leidde hij de vredesbesprekingen met Frankrijk te Vervins. De volmacht om ook voor Spanje te onderhandelen kreeg hij van aartshertog Albrecht. Richardot stelde daarna Petrus Peckius jr. zoon van zijn voormalige rechtenprofessor aan als ambassadeur aan het Franse hof. In 1604 stond hij aan het hoofd van het aartshertogelijk gezantschap dat te Londen de vrede met Engeland moest onderhandelen. Toen de gevolmachtigde Spaanse gezanten te Londen aankwamen, had Richardot de vredesvoorwaarden al grotendeels onderhandeld. Richardots schoonzoon Conrard Schetz (later dUrsel) werd daarna aangesteld tot eerste ambassadeur van de aartshertogen aan het Engelse hof van James I. In 1609 tenslotte leidde hij de gesprekken met de Republiek der Verenigde Provinciën naar een wapenstilstand die tot 1621 stand zou blijven houden (Twaalfjarig Bestand). Het gezantschap te Den Haag stond onder leiding van de gevolmachtigde Spinola. Bij al deze diplomatieke missies stelde chef-president Jean Richardot als regeringsleider zelf de instructies op die hij als onderhandelaar diende op te volgen. Met het tanen van de betekenis van Spanje als grote mogendheid probeerde Richardot bij deze onderhandelingen de belangen van de Zuidelijke Nederlanden zoveel mogelijk veilig te stellen. Als vragende partij voor de vrede moesten de aartshertogen evenwel vaak grote toegevingen doen.
Zijn laatste diplomatieke missie werd Jean Richardot uiteindelijk fataal. Toen de Franse koning Hendrik IV in de betwiste erfopvolging van het hertogdom Kleef-Gulik de ideale kans zag om de vijandelijkheden met de Zuidelijke Nederlanden te hervatten, werd Richardot naar Parijs gezonden. Tijdens een tweetal audiënties trachtte Hendrik IV Richardot ervan te overtuigen dat de troepenbewegingen in de Noordelijke Provinciën slechts garnizoenswisselingen waren. Weinig geloof hechtend aan de Franse beloftes trok Richardot daarna huiswaarts, richting Brussel. Op zijn terugreis hield de chef-president halt te Atrecht waar de volledige familie verzameld was voor de feestelijkheden rond de recente benoeming van oudste zoon Jean Richardot jr. tot dan bisschop van Atrecht tot aartsbisschop van Kamerijk. Jean Richardot werd er onwel en stierf er op 3 september 1609 op 69-jarige leeftijd inter amplexus liberorum . Aartshertog Albrecht had nog zijn eigen lijfarts gestuurd, maar deze kwam te laat. Daags voor zijn overlijden had Richardot zijn laatste verslag gedicteerd, met betrekking tot zijn missie te Parijs. Tijdens een indrukwekkende rouwplechtigheid in de Brusselse kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele werd zijn stoffelijk overschot bijgezet in het graf van zijn 14 jaar eerder overleden vrouw in de kapel van het Heilig Sacrament van Mirakelen .
Ondanks zijn enorme werkkracht lieten Richardots politieke verantwoordelijkheden hem weinig tijd voor zijn humanistische belangstelling. Wel had hij nauwe contacten met de Leuvense humanist Justus Lipsius bij wie hij na diens terugkeer uit Leiden in 1597 zijn zonen Guillaume en Antoine als contubernales plaatste. Dit om te vermijden dat Lipsius de Leuvense alma mater opnieuw zou verlaten voor een lucratiever benoeming buiten de Zuidelijke Nederlanden. Als chaperonne werden de twee jonge Richardots ten huize van Lipsius vergezeld door hun vaders secretaris Filips Rubens, oudere broer van de kunstenaar Pieter-Paul Rubens. Met aanbevelingen van Justus Lipsius en onder begeleiding van Filips Rubens stuurde vader Richardot zijn twee zonen van 1600 tot 1604 op een peregrinatio academica langs de belangrijkste Italiaanse unversiteiten (Milaan, Padua, Bologna). Te Rome kwam het gezelschap in 1603 onder meer in contact met Pieter-Paul Rubens die rond die tijd zijn eerste grote schildersopdracht voor aartshertog Albrecht ontving via Jean Richardot jr., op dat moment aartshertogelijke gezant bij de Heilige Stoel en Erycius Puteanus, voor wie vader Richardot na Lipsius overlijden in 1606 de benoeming regelde van titularis van de Leuvense leerstoel Oude Geschiedenis.
Voor zijn eigen zonen wist le président Richardot dankzij zijn invloedrijke positie een aantal lucratieve politieke en kerkelijke benoemingen te bekomen. Door toedoen van zijn vader werd Jean Richardot jr. in 1595 op 25-jarige leeftijd benoemd tot rekestmeester in de Geheime Raad. Van 1600 tot 1604 was hij zoals vermeld de allereerste gezant van de aartshertogen bij de Heilige Stoel. Op 30 april 1603 werd hij te Rome tot bisschop van Atrecht gewijd. Kort voor zijn overlijden in 1609 wist vader Richardot nog het aartsbisschoppelijke ambt van Kamerijk voor zijn oudste zoon te reserveren. Voor zijn derde zoon Pierre Richardot in 1603 ingetreden in de Atrechtse benedictijnenabdij van Sint-Vaast manipuleerde de chef-president de abtsverkiezing van het hoofdklooster van de benedictijnen te Echternach. Franois en Antoine Richardot kozen beiden voor een militaire carrière. Als luitenant van een compagnie zware ruiterij sneuvelde Franois in 1600 in de duinen rond Nieuwpoort. Antoine Richardot overleed als kapitein van een compagnie lichte ruiterij in 1606 te Keulen op de terugweg van de slag bij Rinsbergen. Na aanvankelijk voor een religieuze carrière te hebben gekozen bekleedde universeel erfgenaam Guillaume Richardot geen enkel politiek ambt. Dankzij de voorbereidende werkzaamheden van zijn vader wist Guillaume wel een zeer lucratieve huwelijksverbintenis te sluiten met Anne de Rye, dochter uit een grafelijk geslacht uit Bourgondië, wat hem in 1623 eveneens de grafelijke titel opleverde. Zijn dochters Franoise, Marguerite en Anne huwde Jean Richardot uit aan adellijke families als Schetz (later dUrsel), Fauche de Dompré en de la Baulme. Tijdens zijn leven bouwde le président Richardot ook een imposant bezitsnetwerk uit, bestaande uit een ambtswoning (voormalig Hôtel de Champagney) te Brussel, een hof van plaisantie (Droetbeke) te Laken en verschillende heerlijkheden en ander grondbezit in en rond Atrecht (Barly, Boiry Ste Rectrude, Lewarde, Enim, Sains), Dottenijs-Lassus, Lembeek, Asper-Zingem, Petegem, Tielt-ten-Hove, Steenhuize, Avelgem, Aubers, Galmaarden, Langemark, Lendelede, Steenkerke en Alveringem).

Jürgen Vanhoutte

Literatuur

A.J. van der Aa, Biographisch Woordenboek der Nederlanden XVI (Haarlem, 1874) 311

Biographie Nationale de Belgique XIX (Bruxelles, 1907) 269-280 (V. Brants)

Nationaal Biografisch Woordenboek I (Brussel, 1964) 762-775 (H. de Schepper)

Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek : niet opgenomen

‘Van robins tot très grands nobles’: carrièreplanning en huwelijksstrategie bij het geslacht Richardot in de Zuidelijke Nederlanden (1540-1701) / Jürgen Vanhoutte. In: Adel en macht: politiek, cultuur, economie / Guido Marnef en René Vermeir (red.) Maastricht, 2004, p. 17-55.

Het eeuwig Edict van 12 juli 1611. Zijn genese en zijn rol in de verschriftelijking van het privaatrecht / Georges Martyn Brussel, 2000.

Van robins tot très grands nobles. De sociale klim van het geslacht de Richardot in de Zuidelijke Nederlanden (1540-1701) / Jürgen Vanhoutte. Onuitgegeven licentiaatsverhandeling KULeuven, 2000.

Twee prekadastrale kaarten van Mathieu Bollin uit ca. 1600. Chris De Maegd. In: Tijdschrift van het Gemeentekrediet, 204 (1998), p. 49-76.

Jean Richardot / Luc Somlderen. In: Albrecht & Isabella, 1598-1621: catalogus / Luc Duerloo en Werner Thomas (red.) Turnhout,1998, p. 112.

Geheime Raad (1504-1794) / Hugo De Schepper. In: De centrale overheidsinstellingen van de Habsburgse Nederlanden / Eric Aerts e.a. (red.), dl. 1 Brussel, 1994, p. 295-324.

Justi Lipsi Epistolae, pars V: 1592 / J. De Landtsheer en J. Kluyskens Brussel, 1991.

Stoics and Neostoics. Rubens and the circle of Lipsius / Mark Morford Oxford, 1991.

Justi Lipsi Epistolae, pars III: 1588-1590 / S. Sué en H. Peeters Brussel, 1987.

Foreign envoys and travelling players in the age of Shakespeare and Jonson / Willem Schrickx Wetteren, 1986.

Une famille franc-comtoise : Richardot, Choisey, Menthon / Pierre de Menthon Lons-le-Saunier, 1983.

Rubens and his circle / Julius Held Princeton, 1982.

De Kollaterale Raden in de Katolieke Nederlanden van 1579 tot 1609. Studie van leden, instellingen en algemene politiek. 2 dln. / Hugo De Schepper. Doctoraatsverhandeling KULeuven, 1972.

De briefwisseling van Justus Lipsius met Joannes Woverius / Hugo Peeters. Licentiaatsver handeling KULeuven, 1971.

Inventaire de la Correspondance de Juste Lipse (1564-166) / A. Gerlo en H. Vervliet Antwerpen, 1968.

Les premiers livres imprimés à Mons. Fac-similés de la Kakogeitnia de Libert Houthem et du Renart Découvert attribué à Jean Richardot, sortis des presses de Rutger Velpius en 1580 / Houthemius Libertus, Jean Richardot, Christiane Pierard en Pierre Ruelle Bergen, 1966.

Rubens Designs for Sepuchral Monuments / Julius Held. In: The Art Quarterly, 23 (1960), p. 247-269.

Jean Richardot, chef-president van de privé-raad (1597-1609) / Marie-Paule Lauwers. Onuitgegeven licentiaatsverhandeling KULeuven, 1955.

Iconographie des membres du Grand Conseil de Malines / W. Godenne en L.-Th. Maes Mechelen, 1951.

Rubens: Selected Drawings / Julius Held. 2 dln Londen, 1951.

La famille de Baillencourt, étude généalogique / H. Baillencourt dit Courcol S.l., 1950.

La mission du président Richardot en Espagne en 1583. Documents inédits tirés des Archives farnésiennes de Naples / Leo Van der Essen Brussel, 1933.

Preuves, titres et documents de la maison de Baillencourt dict Courcol / G. Dansaert Brussel-Temse-Parijs, 1925.

Procès dinformation pour la nomination des évêques et abbés des Pays-Bas, de Liège et de Franche-Comté daprès les archives de la Congrégation Consistoriale. 1er partie: 1564-1637 / L. Jadin. In: Bulletin de linstitut historique belge de Rome, 8 (1928), p. 5-263.

Le testament politique dAlexandre Farnèse / Leo Van der Essen. In: Bulletins de la Commission Royale dHistoire, 86 (1922 ), p. 171-215.

Etude sur Erycius Puteanus (1574-1646) considéré spécialement dans lhistoire de la philologie belge et dans son enseignement à lUniversité de Louvain. / Th. Simar Leuven-Parijs-Brussel, 1909.

Un ministre belge au XVIIe siècle. Jean Richardot, chef-président du Conseil privé des Pays-Bas (1597-1609) / Victor Brants. In: Académie Royale de Belgique. Bulletin de la Classe des Lettres, 8 (1901), p. 831-914.

Cinq lettres inédites de Juste Lipse (1595-1606) / J. Vannérus. In: Annales de la Société dArchéologie de Bruxelles, 13 (1899), p. 61-66.

Réponse. Le président Richardot / F. Mazerolle. In: Annales de la Société dArchéologie de Bruxelles. Mémoires, Rapports et Documents, 11 (1897), p. 204.

Correspondance de Rubens et documents épistolaires concernant sa vie et ses uvres / Charles Ruelens. 6 dln Antwerpen, 1887-1907.

Le portrait de Richardot au Louvre / Max Rooses. In: Rubens-Bulletijn. Jaarboeken der ambtelijke Commissie ingesteld door den stad Antwerpen voor het uitgeven der bescheiden betrekkelijk het leven en de werken van Rubens, 2 (1885), p. 218-224.

Le portrait du président Richardot au musée du Louvre restitué à Rubens / A. Castan. In: Mémoires de la Société dEmulati on du Doubs, 8 (1883), p. 11-38.

Généalogie de la famille Courcol dite Baillencourt / P. Boucq de Ternas, P. en A. du Chastel de la Howardie Doornik, 1878.

Le président de Richardot et les Etats-Généraux des Pays-Bas de 1598 / G. de Hauteclocque. In: Mémoires de lAcadémie des sciences, lettres et arts dArras, 10 (1878), p. 138-174.

Relation de ce que sest passé à lentrée des ambassadeurs anglois ès Pays Bas (1605) / A. Pinchart Brussel, 1874.

Mémoire en réponse à la question du concours pour 1868: Faire lhistoire de la gravure des médailles en Belgique depuis le XVIe siècle jusquen 1794 / A. Pinchart. In: Mémoires Couronnés et Mémoires des Savants Etrangers publiés par lAcadémie Royale des Sciences, des Lettres et Beaux-Arts de Belgique, 35 (1870), p. 1-84.

Histoire de la Seigneurie et de la ville de Champlitte / Cl.-J. Briffaut Langres, 1869.

Mémoires de Frédéric Perrenot, sieur de Champagney 1573-1590. Collection de mémoires relatifs à lhistoire de Belgique VI. / Frédéric Perrenot en A.L.P. de Robaulx de Soumoy. Brussel, 1860.

Jean Richardot, président du Conseil Privé / L. Deschamps de Pas. In: Revue belge de numismatique, 1 (1857), p. 233-234 (+ plaat XVI nr. 4).

Les négociations du président Jeannin / P. Jeannin. In: Nouvelle Collection des Mémoires pour servir à lhistoire de France depuis le XIIIe siècle jusquà la fin du XVIIIe / J.-J. Michaud en J.-J.-F. Poujoulat (ed.), deel 3 Parijs, 1837, p. 351-449.

Histoire métallique des Pays-Bas / G. Van Loon. 5 dln – Den Haag, 1732.

Fasti Academici Studii Generalis Lovaniensis / Andreas Valerius Leuven, 1650.

Instructie gegeven by hare Hoocheden aenden Marq. Ambr. Spinola, den President Richardot, den Secr. Mancicidor, Pater Commissaris gen. ende den Audiencier Verreycken, Ghedep. van weghen hare Hoocheden tot de handelinge van Vrede, tusschen den Kon. van Spangien ende hare voorsz. Hoocheden ter eenre, ende de Staten gen. ter ander zyden / wt het Fransoys. S.l., s.n., 1608.

Justi Lipsi Epistolarum Selectarum Centuria Quinta Miscellanea Postuma / Justus Lipsius Antwerpen, 1607.

Iuventutis Belgica laudatio: in qua melioris naturae et disciplinae imago / Erycius Puteanus Leuven, 1607.

Tractatus de testamentis conjugum, in quinque libros distinctus / Petrus Peckius Antwerpen, 1585.

Tractatus de jure sistendi, et manuum injectione, quam vulgo arrestationem vocant / Petrus Peckius Antwerpen, 1577.

Observationes aliquot insigniores ad illustrationem institutionem imperialium admodum utiles: ex praelectionibus Clariss. Viri D. Petri Peckii Ziriczaei V.I. Doctoris et apud Lovanienses Professoris Regii, a discipulis olim collecte et annotatae / Jean Richardot Antwerpen, 1560.