Roda, Jerónimo de

(ook geschreven: Gerónimo en Hieronimo de Roda)

Spaans politicus en rechtsgeleerde, lid van de Raad van Beroerten, lid van de Raad van State.

Murcia, omstreeks 1525-1530 – Grenada, 1580.

Jeronimo de Roda werd eerst geestelijke en vervolgens licentiaat in de rechten. Zijn eerste betrekking was die van auditeur in de kanselarij van Valladolid. Daar werd hij vandaan gehaald door kardinaal Diego de Espinosa , die door Filips II was belast met de confessionalisering van de polititieke instellingen: waren alle ambtenaren wel met hart en ziel de katholieke geloofsbeginselen toegedaan. Roda was in de ogen van Espinosa een geschikte man om de hertog van Alva te ondersteunen (en tegelijkertijd in de gaten te houden). Hij werd benoemd in september 1569, verliet Spanje in december, verbleef korte tijd in Doornik, en kwam op 10 januari 1570 in Brussel aan. De hertog van Alva presenteerde hem op 15 januari in de Raad van Beroerten. De grote geruchtmakende zaken waren er al voorbij en Roda stond er in de schaduw van beide andere Spanjaarden: Luís del Rio en Juan de Vargas . Roda bleek begerig naar hogere benoemingen, geld en goederen en raakte in onmin met Vargas. Mogelijk heeft ook de ongenade waarin Espinosa in 1572 verviel geleid tot de verwijdering tussen Alva en Roda, die hem uit zijn Raad van Beroerten weer wilde verwijderen.
Bij de Nederlanders leek Roda echter op enige sympathieke te kunnen rekenen: hij scheen toleranter dan Alva, wiens gunsteling hij kennelijk niet was, had geen deel gehad aan de veroordelingen van 1568, en sprak al gauw uitstekend Frans. Om deze redenen viel hij na het vertrek van Alva, eind 1573, in de smaak bij de nieuwe gouverneur, Requesens . De landvoogd belastte Roda met de gang van zaken in de Raad van Beroerten, waar hij al gauw de zaken zoveel mogelijk alleen afhandelde. Requesens zelf was dikwijls ziek en zat altijd verlegen om goede raad. In toenemende mate vertrouwde hij zijn werkzaamheden aan Roda toe en wilde hij deze tot zijn eerste minister en zelfs plaatsvervanger aanstellen. Gedurende de eerste helft van april 1574 probeerde Requesens de positie van Roda te bevorderen. Bij de koning drong hij erop aan om Roda lid te maken van de Raad van Financiën, zijn inkomen te verhogen, hem een kerkelijke prebende toe te kennen, maar vooral: hem een zetel te geven in de Geheime Raad, met voorrang boven alle andere leden, uitgezonderd de voorzitter. Filips II gaf hem wel zitting in de Raad van Financiën, maar gaf verder nul op rekest: Roda verdiende genoeg. Requesens herhaalde zijn verzoeken nog eens eind mei om van Roda de institutionele waakhond van de koning te maken, maar deze vreesde de Nederlandse groten te froisseren: hij liet het bij een loonsverhoging.
In de praktijk functioneerde Roda echter al als eerste minister van Requesens. Deze maakte er zelf melding van dat hij Roda toegang tot alle Raden had verschaft. Toen Roda eens enige tijd afwezig was om de baden in Luik te gebruiken, wist Requesens zich geen raad. Vooral in financiële zaken was Roda zo geverseerd, dat Requesens hem ook belastte met het beheer van zijn Catalaanse goederen. Rodas geldzucht was legendarisch: nadat koning Filips II hem een pensioen had gegeven van 600 dukaten op het bisdom Cartagena verzocht Roda de koning het bedrag te verhogen omdat het honteusement faible (beschamend laag) was voor een man als hij.
Requesens overleed in de nacht van 3 op 4 maart 1576, zonder in staat te zijn een opvolger aan te wijzen. Met Berlaymont en Mansfeld belastte Roda zich met het (voorlopig) bestuur. Vanuit Spanje werd hij na de val van Espinosa gesteund door de nieuwe sterke man aan het hof, Diego de Covarrubias. De koning verzocht Roda nadrukkelijk hem op de hoogte te houden van alles wat er in Brussel gebeurde. Intussen nam de haat van de Nederlanders dag na dag toe. Men verweet Roda nog brutaler en wreder te zijn dan zijn voorganger Juan de Vargas. Men onderhield hem over zijn activiteiten in de Raad van Beroerten en verweet hem uit te zijn op de voorzittersstoel van Viglius in Geheime Raad en Raad van State. Zolang Roda in de Nederlanden zou zijn, zou iedere pacificatie onmogelijk zijn. Al gauw begonnen de andere leden van de Raad buiten hem om te vergaderen. Toen in zijn aanwezigheid werd besloten de Raad van Beroerten af te schaffen, wilde Roda het koninklijk besluit daartoe afwachten, wat de anderen negeerden. De talrijke onderschepte brieven van Roda irriteerden de leden van de Raad, die met uitzondering van Mansfelt toenadering wilden zoeken tot de orangisten. Zelfs Del Rio meende dat de aanwezigheid van Roda in de Raad van State meer kwaad dan goed deed. Deze vijandige gezindheid van zijn omgeving was voor Roda aanleiding om zijn terugroeping naar Spanje te verzoeken, maar vergeefs. In juli 1576 verklaarde Aarschot niet meer in de Raad van State te willen vergaderen, zolang de ennemis de la nation (vijanden van het land) er zitting in hadden. Daarbij bedoelde hij niet alleen Roda, maar ook Julián Romero en Alonso de Vargas. Laatstgenoemden zijn nooit officieel in de Raad van State benoemd, maar hoge militairen werden wel vaker toegelaten tot de Raad als de beraadslagingen daar om vroegen. Het gevolg was dat de Brusselaars zich meester maakten van de drie Spanjaarden. De anti-Spaanse stemming was zo hevig dat op 26 juli een dienaar van Roda in Brussel op straat met messteken en schoten om het leven werd gebracht. Op 1 augustus slaagde Roda erin te ontsnappen naar de citadel van Antwerpen, waar hij te midden van Spaanse troepen en officieren in veiligheid was. Julián Romero en Alonso de Vargas voegden zich weldra bij hem. Vanuit de citadel vaardigdem zij verschillende proclamaties uit, zichzelf uitgeroepen hebbende tot Conseil de gouvernement. Dit irriteerde zowel vriend als vijand, met als gevolg dat op 11 september koning Filips II aan Roda toestemming gaf naar Spanje terug te keren.
Intussen, op 4 september, haden de Brusselaars bij een staatsgreep alle leden van de Raad van State gearresteerd, waarna Roda zichzelf, in zijn eentje, als de ware Raad van State beschouwde en zich uitriep tot gouverneur- en kapitein-generaal van de Nederlanden. Zijn autoritaire toon tegen de lagere overheden viel niet bepaald in de smaak en toen op 4 november in Antwerpen de Spaanse Furie losbarstte schreef menigeen dit aan Roda toe. Zijn positie was onhoudbaar, maar hij was zelf de laatste die dit inzag. Toen hem een zetel in de raad van Castilië was aangeboden, weigerde hij dit omdat hij dit als een degradatie beschouwde na gezeteld te hebben in de Raad van State in de Nederlanden. Na de komst van Don Juan van Oostenrijk en diens aanvaarding van de Pacificatie van Gent liet Roda zich door zijn beschermheer Covarrubias eindelijk overhalen naar Spanje terug te keren: Covarrubias had hem in Grenada nodig.

Julie Versele

Dit is een ingekorte Nederlandse bewerking van de biografie van Julie Versele in de Nouvelle Biographie Nationale .

Literatuur

A.J. van der Aa, Biographisch Woordenboek der Nederlanden : niet opgenomen

Biographie Nationale de Belgique : niet opgenomen

Nationaal Biografisch Woordenboek : niet opgenomen.

Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek : niet opgenomen

Nouvelle Biographie Nationale 7 (Bruxelles, 2003) 119-121 (Julie Versele)

Baelde, Collaterale raden , 301

Placcart sur l’indeue vsurpatio[n] de Hieronimo de Roda, au faict du govvernement des pays de pardea : par consentement des estatz. – Bruxelles : par Michiel de Hamont, 1576. – [4] p. ; in-2. Publié en Thiois en la ville de Bruxelles … xxiii. de septembre, anno 1576 (colophon). – Tiele 142.
Plaatsingscode UB Leiden: 193 D 25

Placcaet opde ombehoorlijcke vsurpatie va[n] Hieronimo de Roda, ouer tgouuernement vande landen van herwertsouere. – Gheprent inde princelijcke stadt va[n] Bruessele, : by my Michiel van Hamont …, 1576. – [8] p. ; in-4. Met het kon. wapen op de titelpag. – Tiele 143.
Plaatsingscode UB Leiden: THYSPF 256

Gepubliciert oder Aussrhuffung auff die rebellische Spanier mit irem Anhang gegen den Staden : Aussrhuffung auff der unerhörlichen Practick, von Hieronymo de Roda, umb Jubernator zu werden, van den Landen van Herwertsovere. – gedruckt zu Cöllen : bey Felix Röschlin, 1576. – [7] p. ; 20 cm. Gedrukt naar de druk te Brussel door Michel von Hamont. – Knuttel 257b, Van Someren 68.