Frederik Schenck van Toutenburg

Eerste aartsbisschop van Utrecht

?, eind 1503 – Utrecht, 25 augustus1580

Biografie

Frederik Schenck van Toutenburg was de enige zoon van George Schenck van Toutenburg, stadhouder van Friesland voor Karel V, en Anna de Vos van Steenwijk. Doorgaans wordt zijn naam in het Nederlands als Toutenburg geschreven, naar het Duitse Tautenburg in Thüringen, waar de familie vandaan kwam. Aanvankelijk koos hij voor een carrière in de rechten, waarin hij een licentiaat behaalde. Via de functie van geheimraad van Karel V werd hij lid en voorzitter van het Rijkskamergerecht te Spiers. Deze functie legde hij echter in 1534 neer en in 1536 werd hij tot priester gewijd. Hij ontving verschillende kerkelijke beneficiën in het bisdom Utrecht en was onder andere proost van de adelijke vrouwenabdij van Rijnsburg, waarvan zijn zuster abdis was. Schenck behoorde tot het type geestelijke dat op zijn rust en zijn inkomen gesteld was, en het niet zo nauw nam met de zeden: hij had bij verschillende vrouwen een aantal bastaarden. Des te merkwaardiger is het daarom dat hij door Filips II werd benoemd tot eerste aartsbisschop van Utrecht nadat het bisdom tot aartsbisdom was verheven. Waarschijnlijk wenste de koning een aartsbisschop van adelijke afkomst, liefst iemand uit een familie die al in Habsburgse dienst stond, en nam hij enkele persoonlijke gebreken op de koop toe. Paus Pius IV bekrachtigde de benoeming van Schenck op 10 maart 1561. In 1562 werd Schenck als bisschop geïnstalleerd.
In feite werd in de Utrechtse kerkprovincie de dienst uitgemaakt door de vijf machtige kapittels: de bisschop fungeerde min of meer als een ornament, terwijl de voorzitters van de kapittels angstvallig waakten over hun jurisdictie en niet minder over hun inkomsten. Het Concilie van Trente had echter vastgesteld dat de bisschoppen de macht toekwam en dat de bevoegdheden van de kapittels op de bisschop dienden over te gaan. Evenals koning Filips II en de nieuwe bisschop van Ieper, Martinus Rythovius , was Schenck van mening dat de bepalingen van het Concilie van Trente dadelijk en volledig moesten te worden afgekondigd. Ze mochten niet het onderwerp te zijn van discussie in de gewestelijke Statenvergaderingen. Maar onder invloed van de Raad van State, vroeg de landvoogdes Margaretha van Parma wel degelijk de provinciale Staten om hun advies en liet zij de decreten uiteindelijk afkondigen behoudens de bestaande rechten en privilegiën. Toen Schenck de decreten in zijn bisdom moest afkondigen, deed hij dit dan ook op 26 juli 1565 in de vorm van een brief aan de geestelijken in zijn bisdom, met een gedrukt exemplaar van de decreten, en de last deze te willen navolgen, met inachtneming van de door de landvoogdes gemaakte uitzonderingen. Op 3 augustus 1565 verklaarden de kapittels de publicatie van de decreten niet te aanvaarden. De landvoogdes vond dat Schenck zich er te gemakkelijk van had afgemaakt en wees hem in haar brief van 20 augustus 1565 op het goede voorbeeld van de aartsbisschop van Kamerijk, Maximiliaan van Bergen . Die had tenminste een provinciaal concilie georganiseerd, waarvan ze de besluiten meestuurde. Dus organiseerde ook Schenck op 10 oktober van hetzelfde jaar een provinciaal concilie in Utrecht. Op het gebied van de geloofsleer maakte niemand een probleem. Maar toen het kwam op de jurisdictie en de beneficiën van de kapittels, gingen deze dwars liggen. Zij wilden een beroep doen op de paus en de koning om hun rechten en privilegiën erkend te zien. Daar kon en wilde de aartsbisschop niets tegen doen, maar hangende dat beroep stelde hij dat de besluiten van het concilie in hun volle omvang geldig waren en nageleefd dienden te worden. En daarmee sloot hij het concilie op 30 oktober 1565. De kapittels verklaarden de genomen besluiten echter nietig en de decreten van Trente bleven alsnog dode letter in Utrecht. De statuten van het provinciale concilie zijn zelfs niet vastgesteld.
Pas met de komst van Alva werd de zaak in het voordeel van de aartsbisschop beslist. Op 11 maart 1568 gelastte hij dat alle bisschoppen moesten overgaan tot visitatie en reformatie van de kapittels. Vanuit Brussel stuurde hij zelfs twee commissarissen om toe te zien op de goede gang van zaken. Op 18 mei 1568 vond een tweede concilie van de Utrechtse kerkprovincie plaats. Opnieuw pleegden de kapittels obstructie, maar nadat op 5 juni in Brussel de hoofden van Egmond en Hornes vielen, was het ook de kapittels duidelijk dat er een andere wind waaide. Hun bezwaren werden door Alva op 15 juni 1568 afgewezen en conform de decreten van Trente kwam alle macht aan de aartsbisschop. Uiterlijk althans gaven de kapittels nu toe en op 22 juni 1568 bevestigden zij dit met de aartsbisschop in een plechtig Te Deum in de kathedraal.
Schenck van Toutenburg had een Hercules moeten zijn als hij op eigen kracht de machtige Utrechtse kapittels aan zich had willen onderwerpen. Zonder steun van de wereldlijke overheid, schikte hij zich in wat hem het dierbaarst was: een rustig leven in de beslotenheid van zijn kasteel in Wijk-bij-Duurstede. Het nederig veldwerk als het wijden van kerken of het toedienen van het sacrament van het vormsel, liet hij graag over aan zijn wijbisschop, in de persoon van Johan Knijff, eerste bisschop van Groningen. Het was ook in Wijk-bij-Duurstede dat hij overleed, op 25 augustus 1580, waarna hij vijf dagen later in de Domkerk te Utrecht werd bijgezet.

Anton van der Lem

Literatuur

A.J. van der Aa, Biographisch Woordenboek der Nederlanden XVII, 1 (Haarlem, 1874) 291-293

Allgemeine Deutsche Biographie 31 (Leipzig, 1890) 66 (van Schulte)

Nationaal Biografisch Woordenboek : niet opgenomen

Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek II (Leiden, 1912) 1280-1282 (M.J.G. Gasman)

De oprichting der nieuwe bisdommen in de Nederlanden onder Filips II, 1559-1570 / M. Dierickx. – Antwerpen : Standaard-Boekhandel ; Utrecht : Het Spectrum, 1950. – 347 p. : ill., krt. ; 25 cm. Oorspr. diss. Rome, Greg. – Lit. opg. – Reg.

Geschiedenis van het katholicisme in Noord-Nederland in de 16e en 17e eeuw / L.J. Rogier. – Amsterdam : Urbi et Orbi, 1945-1947. – 3 dl. : ill. ; 25 cm + losse kaarten Met lit. opg en index.

L’introduction des décrets du Concile de Trente dans les Pays-Bas et dans la principauté de Liège / par F. Willocx. – Louvain : Librarie Universitaire, 1929. – XXX, 318 p. : krt. ; 24 cm. – (Recueil de travaux publiés par les membres des Conférences d’histoire et de philologie ; 2me Série, Fasc. 14). Index.